Kronieken van het Frankische Rijk. Annales Regni Francorum
De aan Einhard toegeschreven Latijnse tekst uitgegeven, in het Nederlands vertaald
en voorzien van uitgebreide annotaties door Collectief Carolus.

Collectief Carolus
Verloren, 2021


Boekbespreking door: Jeff van Hout, geplaatst april 2021





Collectief Carolus 2021. Kronieken van het Frankische Rijk. Annales Regni Francorum. Verloren, Hilversum. 296 pagina's, illustraties in kleurenkatern 12 pagina's, € 30 ISBN 9789087049027.
Collectief Carolus wordt gevormd door de vertalers Peter Bloemers, Nico Glas †, Kees Meiling, Bert Osnabrug, Aad Schulten, Louk Vencken, Gerard van der Waa en Piet Zegers; René Van Royen is initiator van de uitgave en Chris Engeler is projectcoördinator en tekst/eindredacteur.
Het boek bevat ook een kleine bijdrage van Peter Nissen (appendix 5), die kennelijk niet bij het collectief hoort.


Een bijzonder project
Kronieken-ARF
In september 2018 verscheen er in Amphora, het verenigingsblad van de Vrienden van het Gymnasium, een artikeltje van Chris Engeler met daarin de mededeling dat er onderhandelingen met een uitgever gaande waren omtrent het in druk laten gaan van het manuscript, dat op dat moment kennelijk al gereed was. Het artikeltje ging gepaard met een oproep aan lezers, die belangstelling voor de op handen zijnde uitgave hadden, om zich bij de auteur te melden. Misschien heeft deze oproep voldoende respons opgeleverd om de uitgever over de streep te trekken, maar een boek als dit zal nooit in grote aantallen verkocht worden en de uitgever zal niet hebben staan te trappelen om de opdracht aan te nemen. Zeker is dat er voldoende financiële ondersteuning van derde partijen nodig was. Meerdere stichtingen en boekenfondsen hebben voor sponsoring gezorgd. Het moge duidelijk zijn dat het tot stand komen van dit boek een langdurig proces is geweest. Maar uiteindelijk zijn de liefhebbers van de geschiedenis van de vroege middeleeuwen toch de winnaars, want het is zeker bijzonder dat zo'n belangrijke bron uit de Karolingische periode nu in een Nederlandse vertaling beschikbaar is. Historici, zowel amateurs als professionals, die nog vlot teksten in het Latijn kunnen lezen zijn dun gezaaid en volledige vertalingen in een moderne vreemde taal zijn niet voor iedereen goed toegankelijk en vaak ook lastig te vinden. De jongste vertaling in het Frans stamt uit 2010 (Guizot), in het Engels uit 1972 (Scholz & Rogers) en in het Duits uit 1955 (Rau).

Is Einhard nu wel of niet de auteur?
Binnen de moderne mediëvistiek zal het niet meevallen om nog iemand te vinden die van mening is dat Einhard de auteur is van de Annales Regni Francorum (verderop ARF). Tegenwoordig bestaat er toch wel consensus over, dat er drie verschillende auteurs te herkennen zijn die verder anoniem moeten blijven. Helaas ontspoort Chris Engeler in het vijfde en laatste inleidende hoofdstuk, 'Verantwoording van de werkwijze', helemaal met betrekking tot de vermeende auteur(s), want dit hoofdstuk is doorspekt met 'Einhard' als auteur en 'Einhards kroniek'. Einhard wordt ook als auteur opgevoerd in het voorwoord, in het eerste inleidende hoofdstuk, in de beschrijving op de achterflap en in de korte beschrijving onder de titel op pagina drie. En toch stelt Chris Engeler in het vierde inleidende hoofdstuk, getiteld 'Einhard - hoveling en chroniqueur', terecht dat Einhards auteurschap niet aannemelijk is. De duiding 'chroniqueur' in de hoofdstuktitel is dan wel enigszins misleidend, al mag Einhard misschien best zo genoemd worden vanwege de op zijn naam staande Vita Karoli Magni. Het lijkt erop dat het auteurschap niet of onvoldoende binnen het Collectief Carolus besproken is. Mocht dit toch gebeurd zijn en heeft men besloten om Einhard doelbewust wel als auteur op te voeren, dan had de ingewijde lezer toch wel recht gehad op een nadere verklaring en heeft de eindredacteur in het vierde inleidende hoofdstuk een steekje laten vallen.

De bron voor de brontekst
Het lezen van de eerste zin van het derde inleidende hoofdstuk, 'De overlevering van de Annales Regni Francorum' van Piet Zegers, veroorzaakte een lichte schok. Die zin is als volgt: "Voor de vertaling van de Annales Regni Francorum - Kronieken van het Frankische Rijk (hierna kortheidshalve: ARF) is de editie van The Latin Library gebruikt." In een noot wordt ook het internetadres gegeven: http://www.thelatinlibrary.com/annalesregnifrancorum.html. Deze keuze wordt nergens toegelicht en is toch hoogst merkwaardig. The Latin Library is zeker een zeer bruikbare website voor bronteksten in het Latijn. Bij veel teksten worden keurig de credits gegeven, al blijkt de herkomst meer dan eens niet de beste editie te zijn. Daarnaast zijn er ook veel teksten waarvoor helemaal geen herkomst gegeven wordt en de ARF valt in die categorie. Eerlijk gezegd lijkt het toch een 'doodzonde' om voor een vertaling een brontekst te gebruiken waarvan de herkomst niet duidelijk is. Helemaal merkwaardig omdat in het deel 'Literatuuropgave en digitale bronnen', op pagina 280 e.v., als allereerste de leidinggevende kritische editie van Kurze in de Monumenta Germaniae Historica gegeven wordt. Het is toch te hopen dat men de tekst uit The Latin Library nagekeken heeft met behulp van die van Kurze. Vreemd is toch ook dat bij de digitale bronnen de link naar The Latin Library ontbreekt en dat voor de editie van Kunze een internetlink van archive.org gegeven wordt, in plaats van een link naar de digitale Monumenta. Voor een andere bron, de teksten die betrekking hebben op de Synode van Frankfurt in 794, wordt wel een link naar de digitale Monumenta gegeven, maar deze is onjuist. Enkel lezers met een meer dan gemiddelde internetvaardigheid zullen in staat zijn de URL te corrigeren. In een tijdperk waarin toonaangevende bronuitgaven rijkelijk via internet toegankelijk zijn komt dit nogal knullig over. Wat nog opvalt in de lijst met secundaire literatuur op pagina 281, is de slechte vertegenwoordiging van literatuur uit het Duitse taalgebied. Helaas schittert het Franse taalgebied helemaal door afwezigheid, al zal de oorzaak hiervoor wel duidelijk zijn. De aanwezigheid in de lijst van The Penguin Book of the Middle Ages, van Bishop uit 1971 doet helaas een beetje archaïsch aan.

Het omlijstende materiaal
De eigenlijke vertaling van de ARF wordt voorafgegaan door vijf inleidende hoofdstukjes en gevolgd door zes korte appendices. Verder zijn er ook nog een overzicht met korte curricula vitae van de leden van het Collectief Carolus, twee stambomen (Karel Martel en Karel de Grote) en een index.
Inleidende hoofdstukjes die de nodige context moeten verschaffen voor de kernmaterie van het boek, mogen natuurlijk niet ontbreken. Ze moeten er zijn, maar voor de meer ingewijde lezer stellen ze wel enigszins teleur. Er zitten geen verrassingen in en eerlijk gezegd zou het lezen van enkele ter zake doende Wikipedia-pagina's wel eens waardevoller kunnen zijn. Voor lezers met slechts een oppervlakkige belangstelling zal dat misschien anders liggen en te hopen valt dat die er aanleiding in vinden om op nader onderzoek uit te gaan.
Het tweede inleidende hoofdstukje, 'De waarde van kronieken' van de hand van René van Royen, is in enkele opzichten problematisch. Dit hoofdstuk "bespreekt", volgens het voorwoord bij het boek, "het belang dat contemporaine kronieken hebben voor de geschiedschrijving en bij uitbreiding voor iedereen die in geschiedenis geïnteresseerd is, …". Van Royen wil de lezer duidelijk maken dat er na 479 AD in de Gallische provincies sprake is van een zekere continuïteit in het bestuur en dat er na het afzetten van de laatste Romeinse keizer geen sprake is van chaos. Hij neemt de lezer daartoe mee langs opeenvolgende gebeurtenissen die hij citeert uit de kroniek van Herimannus van Augst. Deze kroniek die eindigt in het jaar 1054 AD is voor de eigen tijd een zeer belangrijke bron. Maar voor de periode die Van Royen wil bestrijken, tweede helft vierde eeuw tot eind achtste eeuw, is deze kroniek natuurlijk allesbehalve contemporain. Herimannus heeft voor dit tijdvak her en der uit andere bronnen materiaal bij elkaar gegraaid en die bronnen zijn gewoon beschikbaar. Dus met de keuze voor de kroniek van Herimannus, zonder een bijbehorende argumentatie waarom deze keuze gerechtvaardigd zou kunnen zijn, schiet Van Royen zijn doel voorbij. Verder wordt de lezer van dit hoofdstuk ernstig op de proef gesteld door het nogal inconsequente gebruik van spellingsvormen van de Merovingische koningsnamen. Zo is bijvoorbeeld 'Hludowicus' uit de kroniek van Herimannus, in de vertalingen van Van Royen en in de verbindende teksten de ene keer 'Lodewijk', dan weer 'Clovis' en soms ook weer gewoon 'Hludowicus'. In de vertaling van de ARF is gekozen voor zoveel mogelijk 'vernederlandste' namen. Het zou beter zijn geweest als Van Royen dat gebruik ook in zijn hoofdstuk had toegepast.
Waar Van Royen het heeft over 'persoonsgebonden soevereiniteit' betekent dat naar zijn zeggen een soevereiniteit die niet gekoppeld is aan een bepaald gebied. Maar hij spreekt in zijn teksten wel over 'Wie wie opvolgde en als soeverein over welk gebied heerste, …', 'Zolang de Franse koningen persoonlijk soeverein waren, heersten ze over het complete Gallische gebied.', 'Herimannus legt uit welk gebied in welke periode toebehoorde aan welke soeverein.', et cetera. Dit is allemaal zo verwarrend dat slechts geconcludeerd kan worden dat Van Royen die persoonsgebonden soevereiniteit bepaald niet over het voetlicht krijgt.

De vertaling zelf
Het hele boek draait natuurlijk om de vertaling in het Nederlands van de ARF, die de kernmaterie vormt. Al het andere is omlijsting die voor de echte liefhebber van de vroegmiddeleeuwse geschiedenis, en met name de Karolingische periode, niet erg veel waarde heeft. Aan de vertaling hebben maar liefst acht vertalers gewerkt, waarbij de gehele tekst in acht stukken is geknipt en elke vertaler een deel voor zijn rekening heeft genomen. Bij de verdeling is gezocht naar min of meer logische overgangen, zo legt Chris Engeler uit in het laatste inleidende hoofdstuk 'Verantwoording van de werkwijze'. De acht vertalers hebben elkaars werk doorgenomen en suggesties voor aanpassingen gedaan. Engeler geeft enkele voordelen die het verdelen van het vertaalwerk met zich meebrengt, maar evenzogoed kunnen deze voordelen gezien worden als nadelen, al klinkt dit misschien wat Cruijffiaans. Een attente lezer van de vertaling zal de overgangen misschien wel kunnen detecteren, maar er toch zeker geen hinder van ondervinden. Classici en andere liefhebbers van de Latijnse taal kunnen hier mogelijk wel genoegen aan beleven. Want niet onbelangrijk: de annalen worden in het boek tweetalig gegeven, met het Latijn steeds op de linker pagina en de bijbehorende Nederlandse vertaling met annotatie op de rechter pagina ernaast. Deze vorm heeft meer voordelen, bijvoorbeeld waar het gaat om toponiemen, hydroniemen en andere aardrijkskundige benamingen. Die zijn in de vertaling namelijk ook 'vertaald', dus 'Aquis(grani)' is 'Aken' geworden, 'Scaldis' werd 'Schelde', 'Noviomus' werd 'Noyon', 'R(h)enus' werd 'Rijn' en 'Niumaga' en 'Noviomagus' werden 'Nijmegen'. Doordat het Latijn en het Nederlands steeds direct naast elkaar zijn weergegeven kan snel vastgesteld worden hoe het met die aardrijkskundige namen gesteld is.

Helaas is de omgang met de benaming 'Nordmanni' ronduit merkwaardig te noemen. Engeler legt uit:
"Het gaat om het volk dat toentertijd 'Nordmannië' – min of meer het huidige Denemarken – bewoonde. Was er gekozen voor de vertaling 'Noormannen' of 'Noordmannen', dan zou onrecht worden gedaan aan de algemeen bekende 'echte' Noormannen uit destijds hogere Scandinavische regio's. Om deze reden is gekozen voor de vertaling 'Nordmanni'."
Hier wordt de suggestie gewekt dat er naast 'Nordmanni' ook nog zoiets als 'echte' Noormannen bestonden die toch vooral niet uit – min of meer – het huidige Denemarken kwamen. Hoe en wanneer die dan in de bronnen genoemd werden wordt er niet bij verteld. Feit is, dat in alle andere bronnen deze 'echte' Noormannen ook vrijwel altijd 'Nordmanni' genoemd worden en dat daaruit helemaal niet af te leiden valt dat ze van buiten – min of meer – het huidige Denemarken kwamen. Dat er volgens de index geen Denen ('Dani') in de kroniek voor zouden komen, maakt dit nog een beetje merkwaardiger. Die komen namelijk wel degelijk veelvuldig in het verhaal voor, maar zijn gek genoeg vertaald met 'Nordmanni'. Zo is dus bijvoorbeeld 'Godofridi regis Danorum' vertaald met 'Godfried, koning der Nordmanni'. In de kroniek komen zowel 'Nordmanni' als 'Dani' voor, meermaals zelfs in een en dezelfde zin, en het ligt niet voor de hand om aan te nemen dat de kroniekschrijver daar exact hetzelfde mee bedoelde. Een nauwkeurige lezing sluit die mogelijkheid ook gewoonweg uit. Door alle 'Dani' te vertalen met 'Nordmanni' wordt door Collectief Carolus aan de lezer een interpretatie opgedrongen die zeer waarschijnlijk onjuist is. Het ware niet alleen correcter, maar ook gewoon gemakkelijker geweest als men de 'Dani' de Denen had gelaten. Het probleem was dan blijven liggen waar het hoort, bij de lezer/onderzoeker van de teksten. Tot overmaat van ramp is, plompverloren, in het stuk onder jaartal 813 toch een keer 'Dani' vertaald met 'Denen' en wordt er in een voetnoot gepoogd om hier een verklaring voor te geven. Het is niet zo dat hier een overgang is van de ene vertaler naar een andere. Dat is namelijk al een jaartal eerder gebeurd en ook daar zijn al enkele keren 'Dani' voorbijgekomen. Bovendien hoort een eindredacteur hier natuurlijk beter de vinger aan de pols te houden. De eindredacteur is notabene zelf de verzorger geweest van de annotatie bij de jaartallen 812 t/m 817. De dienstdoende vertaler, Nico de Glas, is helaas kort na het afleveren van zijn vertaling komen te overlijden.

Er zijn meer plaatsen in de vertaling aan te wijzen waar het erop lijkt dat de vertalers (en de eindredacteur) niet helemaal bij de les waren. Een van die missers speelt zich af rond de Latijnse plaatsaanduiding 'Brittania'. Zoals wel bij meer klassieke en middeleeuwse auteurs het geval is kan deze aanduiding zowel betrekking hebben op Bretagne als op de (voormalige) Romeinse provincie Britannia. Vaak is dan uit de context wel af te leiden welke van de twee bedoeld wordt, maar soms is die puzzel ook niet op te lossen. Hier, in de ARF, is die context er steeds wel, dus het is zonder meer slordig dat de tekst "Interea rex Nordanhumbrorum de Brittania insula, …", onder jaartal 808, vertaald is met "Ondertussen is de koning van de Northumbriërs in Bretagne, …". In dezelfde alinea is nog een keer 'Brittania' foutief vertaald met 'Bretagne', maar de derde keer wel correct met 'Britannië'. De lezer krijgt hier in de vertaling toch een zeer merkwaardige tekst voorgeschoteld.

In het kort
Een Nederlandse vertaling van de complete Annales Regni Francorum was niet eerder beschikbaar. We mogen Collectief Carolus dus dankbaar zijn voor de inspanningen die geleverd zijn om deze uitgave tot stand te brengen. Werkelijk een belangrijke aanwinst voor iedereen die belangstelling heeft voor de bestudering van de vroege middeleeuwen. Liefhebbers die meer op zoek zijn naar een hoogstaand literair werk kunnen het boek beter laten liggen. Op dat gebied zijn deze annalen namelijk geen hoogstandje, aangezien de chroniqueurs een tamelijk droge opsomming van gebeurtenissen hebben samengesteld, dat moeilijk te lezen is als een mooi verhaal. Het omlijstende materiaal, met name de inleidende hoofdstukjes, zijn helaas niet heel erg de moeite waard. Een boek als dit kan natuurlijk niet zonder, maar hier had toch wat meer uitdagend materiaal bij gemogen. Zoals het nu is doet het de wenkbrauwen regelmatig fronsen, en dan meer uit onbegrip dan uit verwondering.