Net als Dagobert, vind ik dit boek ook zeer de moeite van het lezen waard. De auteur is niet de eerste de beste viel me op. Van Gorp lijkt mij een
instituut als het om textiel gaat en die
meer heeft geschreven.
Van Gorp geeft veel informatie over archeologische vondsten, ook al is hij van beroep geen archeoloog of historicus. Wat betreft de weeftechnieken e.d.: ook daarin heb ik mij net zoals Dagobert niet zo verdiept. Dat dezelfde technieken door verschillende volken gebruikt werden kan op contact duiden, op namaak van indirect verhandeld materiaal of van 'toevallig' hetzelfde uitgevonden. Datering en geografie vond ik boeiender.
Het materiaal zette mij in elk geval aan het denken en aan het zoeken. Dat heeft voor mij intussen al een en ander opgeleverd.
Ten eerste: pallia Fresonica zijn volgens mij geen 'Friese Mantels'. Wat ze dan wel zijn bewaar ik voor later in deze reactie
Ten tweede: er is wel het een en ander gevonden. Voorbeelden zoals van Gorp die noemt:
- bij de opgravingen van Giffen (in 1931) in Ezinge;
- bij het onderzoek van Haarnagel (in 1957) op de Feddersen Wierde;
- terpvondsten in Tofting en Hessen door Schlabow (in 1953);
- textielvondsten van Birka in Zweden door Geyer (in 1938)
Terpen/wierden waren ook in de tweede helft van het eerste millenium niet volkomen leeg, lijkt het aan de hand van de dateringen.
Ten derde: als ik op van Gorp afga, dan zijn er geen wollen resten in zuidwestelijk Vlaanderen, het woongebied der Moriniers in de 8e en 9e eeuw gevonden. Zou er dan ook daadwerkelijk gezocht zijn in de
Frans-Vlaamse moerassen, net zoals er gezocht is in de Duitse 'mooren'? Want dat blijkt volgens het materiaal dat van Gorp presenteert toch wel de plaats te zijn voor het betere 'wol bewaren'. De zuurtegraad van het veen lijkt meer dan eens gezorgd te hebben voor een turfsteker die ineens een heel oud stuk wol aan de schep had. Ik heb nog niet helder of er in Morinie en West-Vlaanderen is gezocht. Als daar wel is gezocht, maar niets gevonden, dan ga je je namelijk afvragen waarom er in andere kustgebieden wel wol wordt teruggevonden.
Ten vierde: ook al vind je geen wol en/of
linnen (van vlas) terug, dan is er nog zoiets als gereedschap voor het vervaardigen van textiel. En ook al vind je geen houten weefgetouwen meer terug, dan zijn er nog de weefgewichten van steen. Dat bracht mij bij de vraag: zijn er ook plaatsen waar je nergens weefmateriaal terugvindt? Is (Frans-)Vlaanderen vrij van weefgewichten e.d. ? Ik moet daar nog meer naar zoeken......
Ten vijfde: van Gorp constateert ook weer dat in de 4e eeuw de kuststreken ontvolkt raken:
"In de 5e en vroege 6e eeuw is de Friese bevolking in aantal sterk achteruitgegaan in Noord-Nederland.". Hij zegt zelfs dat de Romeinen verjaagd werden door natuurkrachten:
"Ook de Romeinen stonden machteloos tegen de natuurkrachten: in 406 wordt door Stilicho de Rijngrens opgegeven.". Subtiel: terwijl van Gorp in bijna zijn hele visie op de Friezen zwaar traditioneel is, gaat hij hier even helemaal mee met Delahaye (die hij trouwens niet noemt en wellicht ook helemaal niet heeft gekend). Niet de invallen van barbaren dwingen de Romeinen terug uit de Nederlanden, maar het wassende water. Ik vermoed dat van Gorp de constatering doet op basis van de archeologische vondsten en niet op basis van historische bronnen. Daarna trekt het echter weer bij en zijn er duidelijk vondsten uit het eerste millenium. Niet alles stond metershoog onder water lijkt het (als de dateringen goed zijn). Overigens geldt het - als je naar de wolvondsten kijkt - ook schijnbaar voor het 'buitenland':
"Uit de 5e eeuw na Christus zijn eveneens zeer weinig ruitenkepers gevonden in Noordwest-Europa.... Waarschijnlijk houdt dit verband met de laat- Romeinse zeetransgressie van 250 - 600 na Christus: de Germaanse stammen in Noordwest-Germanie en de Friezen moesten zich in die periode steeds meer uit de kustgebieden terugtrekken. In Denemarken en Noorwegen, waar uit de 5e eeuw praktisch geen weefselresten gevonden zijn, zullen de kustbewoners ook naar hoger gelegen gebieden gegaan zijn. In Denemarken vindt men geen ruitenkepers uit die tijd. In Noorwegen is slechts een ruitenkeper uit de 5e eeuw bekend, namelijk die van Vemestad [134]. Er zijn weinig gegevens beschikbaar over deze ruitenkeper."
Maar nu nog over die:
'pallia Fresonica'. Hoe meer ik dit boek las, hoe vreemder ik het vond dat Karel de Grote dit soort mantels (althans wat teruggevonden is) kado zou doen aan een Perzische vorst. Zelfs al zou Karel zich beklaagd hebben de lengte van de mantels van Friezen. Zelfs al zouden de Friezen bekend staan om handel in wollen mantels - die zelf produceerden: waarom geef je dan dit spul?
Die vraag stel ik natuurlijk niet als eerste. Van Gorp gaat er ook op in:
"Volgens Hoffmann [54] waren de Friese mantels aan het Oosterse hof alleen maar een curiositeit uit een ver verwijderd land. In Bagdad waren de Syrische en Mesopotamische wollen stoffen al eeuwen lang bekend en beroemd: de stoffen, die men in Palmyra en Dura Europos gevonden heeft, tonen aan dat al in de derde eeuw in het Oosten fijne wollen weefsels gemaakt werden. Hoffmann stelt daarom dat het Westen op het gebied van textiel, noch in Byzantium, noch in de Arabische wereld, veel indruk kon maken. Zij meent dat Notkerus misschien stoffen gezien heeft, die door Friese handelaren werden verkocht en die hem als zeldzaam voorkwamen.
Uit de tekst van Notkerus kan men niet concluderen dat de pallia Fresonica voor Europese begrippen erg kostbaar waren, zoals Pirenne veronderstelt. Wel valt af te leiden dat de Friese mantels degelijke wollen stoffen waren, in verschillende kleuren geverfd. Men mag aannemen, dat Karel de Grote, wanneer hij schenkingen doet aan een Oosterse vorst, het beste zou geven, wat hij in zijn rijk aan wollen stoffen aantrof."
Daarom ben ik nog eens flink gaan zoeken op 'pallia Fresonica'. Want staat daar wel 'Friese mantels'? Wederom, net als bij de historische geografie 'er zijn meer hondjes die Fikkie' heten. Of zijn alle Frisseurs ineens Friese kappers?
De "
Memoires de l'academie d'Arras, Volume 36" uit 1864 heeft ook wat te melden over de pallia Fresonica. Op Blz. 50:
"
En effet, quand Charlemagne envoya des présents au roi de Perse, il chercha à réunier tout ce qui put se trouver de plus rare et de plus précieux, et parmi ces choses si distinguées on voyait des draps ou draperies ou tentures, pallia, couvertes d'ouvrages de broderie et de toutse sorte de riches couleurs. Porro autem imperator regi Persarum direxit nuntios, qui deferrent equos et mulos Hispanicos, pallique Fresonica alba, cana, vermiculata, vel saphyrina, quae in illis partibus rara et multum cara comperit (lib II, cap XIV).".
Kortom: Karel zou dus speciale zaken sturen naar de koning van Perzie. Niet zomaar wat curiositeiten. En dan staat er doodleuk:
"M. Francisque Michel (t. I, p. 317 et suiv.) a tres-bien prouve que le mot Fresonica ou son equivalent de Frisia ou en vieux francais pailes de Frise, n'est autri chose qu'une variante du mot Phrygium qui, presque toujours désigne unde broderie."
Zo dan. Volgens een Franse wetenschapper zou dit helemaal niet over 'mantels uit Friesland' gaan. Fresonica lijkt heel erg op Phrygium en dat gaat over borduurwerk. Tja, denk je dan 'Traiectum lijkt op Utrecht'. Daar zijn ook nog steeds wetenschappers van overtuigd, dus ik wil graag wat meer zien. De auteur gaat door:
"Cést ce même mot qui a fourni l'expression auriphrygium et aurifrisum our aurifrisa, orfroi. "
Er is dus een woord '
auriphrygium' of 'aurifrisa'? Jazeker. Als ik
hier in "Glossary of ecclesiastical ornament and costume, compiled from ancient authorities and examples" uit 1868 kijk, dan zie ik 'Du Cange' weer die laat zien dat je 'aurifrisa' op vele manier kan schrijven. Aurifrigia, aurifrisia, aurifrasus, aurifrixus, auriphrygium, and others....
"Ces Pallia suspendus aux murs, à cette époque où les riches Pallia étaient Fresonica ou de broderie, étaient donc treès probablement des tapisseries de la seconde espèce de celles que nous avons décrites dans ce chapitre, une peinture à láiguille et non pas encore sans doute un ouvrage dû à la navette et à la main habile dún artiste haut lisseur. Lópus phrygium paraît ici suffisamment indiqué. ".
Het lijkt hier te gaan om kleden die je aan de muur hangt. Een soort van borduurwerk. Geen wollen mantels. Nu is 1 getuige helemaal niets weet ik van Dagobert, dus ik blader nog even door. En wat lees ik in "
A etymological dictionary of the Scottish language ...: Supplement, Volume 1" van John Jamieson (wie heeft hem niet thuis op de plank staan ?
) er op nasla:
'"Item ane gowne of freis claith of gold, heich nekkit, lynit with martrikis sabill, furnist with buttonis of gold", Collect. of Inventrories, A. 1539. p. 32. Hence. Fresit, part. pa.
"Item ane gowne of claith of gold, fresit with gold an dsilver, lynit with blak jonettis."Ibid. p. 32.
At first view this might seem a translation of Fr. frange dór, L.B. aurifrigia, aurifrisia, aurifrisum, fimbria aurea, limbus aureus, Du Cange; as dentoning a fringe of gold. This sense might correspond with the participle. But the adj. will not admit of it. It might therefore seem that we were under a necessity of viewing these terms as denoting cloth resembling frieze; from Fr. friz-er, to crisp; to raise. Frisii Panni, concerning which Du Cange queries; An quoud crispati lanei essent, Draps Frizes? frissatus Pannus, Pannus leneus crispus, &c. It must be observed, however, that Aurifrigium was not always confirmed to fringes of gold. Acceptum fuit Aurifrigium non pro fimbriatantum, auto limbo aureo, sed pro omni genere operics acu picti, Gall. Broederc. Ibid. vo. Aurifrigia. It is proved, under the same article, that Fr. orfrays, orfroys, was used with the same latitude. '
Draps Frizes niet als 'Kleden van Friezen', maar als 'Kleden met een
fries'. Of toch een
kleed voor het theater? Dat laatste denk ik niet, maar het laat wel zien dat het woord 'Fries' ook in het Nederlands meer dan één betekenis kent.
Dat 'borduurwerk' kom ik trouwens ook tegen bij Hubert Matthijs Adriaan Jan van Asch van Wijck in zijn "
Geschiedkundige beschouwing van het oude handelsverkeer der Stad Utrecht: van de vroegste tijden af tot aan de veertiende eeuw, Volume 1".
"en wanneeer hij aan eenen magtigen Perzischen Vorst den Kalif Harun Al Rashid een bewijs van onderscheiding en tevens een kostbaar geschenk wilde aanbieden koos hij daartoe Friesche lakens of mantels uit dezelve vervaardigd Zij werden daar als eene zeldzaamheid en tevens als een geschenk van groote waarde beschouwd. Zij waren van onderscheidene kleuren wit, grijs, ligtblaauw of saphier-kleurig; en onder dezelve waren er welke vermiculata genaamd werden, hetwelk aan het kunstig inweven van figuren doet denken.".
Dat mensen in het eerste millennium in het gebied van (Ost-)Friesland mantels weefden: dat wil ik wel aannemen op basis van het materiaal van van Gorp. Dat ze er in handelden: ook dat wil er wel in. Maar dat 'pallia Fresonica' hetzelfde is als 'Friese mantels'. Nee. Vermoedelijk gaat het daar om iets anders.. Of die speciale 'pallia' nu door mensen uit (Frans-)Vlaanderen, Friesland of Noord Duitsland werden gemaakt: het gaat wat mij betreft vermoedelijk om hoogwaardig textiel dat zelfs voor Oosterse volken iets moet hebben betekent. Niet een meerkleurig 'ruitenkepertje'. Althans, als je voor de meer eenvoudige verklaring gaat
Blijft verder staan dat ik voor het grondgebied van de (Noordelijke) Nederlanden in het eerste millennium weer eens wat concrete vondsten mocht bekijken en wat over 'textiele werkvormen' van onze voorouders mocht leren. Erg boeiend.