Hallo Erik. Je begint je bijdrage met twee stellingen.
Stelling 1:
“Om een netwerk van hoeken te meten heb je geen kompas nodig. Een jacobsstaf is goed te gebruiken op zee, en als je als zeeman al weet dat je hoeken wilt meten, dan is het uitvinden van een jacobsstaf een vrij triviale zaak. Wikipedia zegt dat de jacobsstaf uit de veertiende eeuw stamt, maar als geheime technologie is het geen enkel probleem om zo'n ding ook in de dertiende eeuw te plaatsen.”
Stelling 2:
“Van een heel gemeten netwerk van driehoeken hoeft maar één afstand gemeten te worden, en dat kan natuurlijk over land gebeuren. Voor de oriëntatie t.o.v. Noord is een kompas niet eens de beste oplossing, want je kunt veel nauwkeuriger op een nacht de richting van de poolster aan je gemeten netwerk toevoegen, rustig op het land.”
Over dat kompas en de richting van het noorden doen landmeters minder luchtig dan jij. Ik heb de indruk dat een kompas, zij spreken over een boussole(1), voor hen een heel belangrijk instrument is:
“
Zoals we op blz. 21 al hebben gezien(2)
, kan het zijn nut hebben; niet hoeken te meten, maar azimuths. En het ligt het meest voor de hand, voor de nulrichting de lijn naar het noorden te kiezen, dus de zgn. geografische of astronomische meridiaan, de grote cirkel die de beid geografische polen bevat, d.z. de punten waar de denkbeeldige draaiingas van de aarde het aardoppervlak snijdt. Willen we deze lijn echter behoorlijk nauwkeurig bepalen, dan vereist dat zeer omvangrijke astronomische waarnemingen; maar een eenvoudig hulpmiddel hebben we in de magneetnaald, die, zoals van ouds bekend is, ‘naar het noorden wijst’.
En van dit hulpmiddel maakt nu de boussole gebruik, die zelfs aan de doos waarin zich de magneetnaald bevindt, haar naam dankt (naar het Latijnse bussola = doos). Dit noorden blijkt echter niet het geografische noorden te zijn: de magnetische polen (d.z. de punten waar een in haar zwaartepunt vrij opgehangen magneetnaald verticaal gaat staan) en de magnetische meridiaan, (d.i. de cirkel door het punt van waarneming en de magnetische polen) vallen niet samen met de geografische. Zelfs liggen de magnetische polen niet eens precies diametraal tegenover elkaar (de noordpool ligt op ongeveer 69°N.B. en 96° W.L., de zuidpool op ongeveer 72° Z.B. en 154° O.L. v. Gr.)….. De magneetnaald wijst dus niet precies naar het astronomische noorden en deze "miswijzing" wordt declinatie genoemd.”
Enz. Op het feit dat er aan het gebruik van de magnetisch meridiaan allerlei haken en ogen zitten wordt in het leerboek uitgebreid ingegaan, maar dat er wel degelijk met het aardmagnetisme wordt gewerkt blijkt o.a. uit het bestaan van de Boussole-theodoliet. Daarmee wordt niet de hoek tussen twee punten gemeten, maar de hoek die een object maakt met de magnetische meridiaan.
Verder ben ik het met beide stellingen eens. De rest van je verhaal bewaar ik tot het moment dat we het eens zijn over de manier waarop een Portolaankaart geconstrueerd zou kunnen zijn (ik zie dat nog niet voor me, maar wat niet is kan komen).
In beide stellingen heb je het over een netwerk van (drie)hoeken. Hoe ben je daaraan gekomen? Laten we ons even beperken tot één (drie)hoek. Je zit op zee met je jacobsstaf en je meet de hoek tussen twee kerktorens. Daarna ga je aan land om de afstand tussen die torens te meten. Maar hoe nu verder? Met de inmiddels diep weggezonken kennis van de goniometrie die ik meer dan een halve eeuw geleden op school opdeed is het voor mij nu even op. Er is in ieder geval één gegeven te weinig om de sinusregel toe te kunnen passen.
Groet,
Ruud
___________________________________________________________________________________
1 Ir. J.A. Muller / Ir. A.Scheffer: Landmeten en waterpassen. Haarlem 1948, vierde druk 1966, p.187
2 Namelijk in het geval dat de positie van veel punten tegelijkertijd vastgelegd moet worden