Kenau Schreef:
-------------------------------------------------------
> Ik zag de naam Roel Nicolai al eens voorbij komen
> in deze discussie (als ik mij niet vergis ) al mee
> lezend en denkend vond ik dit filmpje:
>
> [
www.youtube.com]
>
> Interessant...
Ik heb het bekeken en wel wat bijgeleerd.
Toch heb ik een aantal bezwaren tegen de redenering van Nicolai.
Ik ben het met hem eens dat kompas en afstandsschattingen volstrekt onvoldoende zijn om zulke kaarten te construeren. Dan kom je eerder uit op het 'precisie niveau' van Ptolemeus (natuurlijk zonder kompas, maar met de sterren kun je ook richtingen bepalen).
Maar dan zijn analyse van de effecten van de platte kaart versus de bolle aarde, en de mercatorprojectie. Dat analyseert hij met een kleinste kwadraten methode. Daar gaan mijn haren van overeind staan, want de kleinste kwadraten methode is gebaseerd op toevallige afwijkingen (en wel een Gauss verdeling), terwijl de afwijkingen ten gevolge van een andere projectie volstrekt systematisch zijn, en dus helemaal niet optellen volgens de kwadraten methode.
Maar sois, je kunt natuurlijk ook met een totaal ongeschikte methode berekenen dat een afwijking groter moet zijn dan
dat. Dan
wat eigenlijk. Aangezien hij de theoretische systematische afwijkingen berekend heeft, moet hij een model gebruikt hebben voor de projectie die de cartografen gebruikten. Welke projectie nam hij daarbij aan? Dat iedere regio - van overeenkomstige nauwkeurigheid, de gekleurde lijnen uit het begin van zijn presentatie - in één consistente projectie, uitgaande vanuit hun midden, is opgebouwd?
Ik denk niet dat dat het geval was. Ze hadden geen nauwkeurige methoden om te meten over lange zeetrajecten waar geen vaste punten te ontdekken vallen. De kaarten moeten langs de kusten zijn geconstrueerd. En dat moet in etappes zijn gedaan, met telkens weer nieuwe startpunten. Deze lokale fragment waren op zich klein genoeg om geen last van de bolvorm van de aarde te hebben, binnen de bereikte nauwkeurigheid.
Ik ga nu dus uit van een grote verzameling kustfragmenten, die elkaar overlapten, en die aan elkaar gepast moesten worden. Per fragment zal de schaal niet altijd gelijk zijn geweest, want een absolute afstandsmeting is - zeker langs de grillige Middellandse Zee kust erg lastig. Wel kan de
vorm van ieder stuk kustfragment redelijk zuiver zijn geweest.
Het is ook voorstelbaar dat iedere regio (zie boven) door een ander team gedaan is, misschien wel in een iets ander tijdvak (mij valt bijvoorbeeld op dat het Zuid Franse deel, het precieze bedoel ik, tot de nauwkeurigste regio's behoort, en dat zou een late toevoeging met iets betere techniek is geweest kunnen zijn).
Mijn stelling is nu dat als je een grote kaart construeert uit vele kleine fragmenten, die je ieder zodanig schaalt dat de overlappende regio's redelijk goed overeenkomen (waarbij je een middenweg moet vinden voor beide uiteinden), en waarbij je die fragmenten zo oriënteert dat hun Noorden het Noorden blijft, dan heb je een kaart gemaakt die overeenkomt met een Mercatorprojectie.
Dan vindt je met de Nicolai methode dus ook een kleinste kwadraten afwijking ten gevolge van projectie die in dezelfde orde van grootte ligt als de algemene toevallige meetfouten, zoals er uit zijn computerberekeningen komt.
Overigens lijkt me Constantinopel als bron van de kaarten ook niet geheel onwaarschijnlijk. Tot in de 12e eeuw bezaten ook zij een grote vloot en een grote monetaire kracht die zo'n onderneming mogelijk moet hebben gemaakt.
Ik denk ook wel dat het karteringsprogramma dat tot de Portolanen heeft geleidt in min of meer één grote operatie, of een aantal opvolgende operaties is gebeurd. Het is niet iets wat je er even bij doet, er moet een strenge systematiek aan ten grondslag gelegen hebben.
Ik heb nog eens wat nagedacht over zo'n operatie: de kust van Noord Africa is zo'n kleine 4000 km lang. Als je per 5 km een meting doet, zijn dat 800 metingen. Een scheepstocht er langs neemt minder dan een jaar in beslag, dat zijn een paar metingen per dag. Kortom, een aantal jaren met een paar eskaders en je bent een heel eind. Een sterke zeevarende staat kan dat aan.
Tenslotte toch nog weer eens dezelfde waarneming: voor Middeleeuwers gaat men (Nicolai) er zomaar van uit dat ze iets niet kunnen, terwijl van de klassieken men dan aanneemt, hoewel daar hetzelfde ontbreken van de concrete aanwijzingen is, dat die het wel zouden hebben kunnen doen.
Ook gaat Nicolai voor het beoordelen van de Middeleeuwers uit van de toestand van de academische wereld, terwijl die academische wereld in het algemeen, maar zeker in de Middeleeuwen vaak veel wereldvreemder, theoretischer en onpraktischer is dan sommige andere delen van de maatschappij, die dan weer minder waarde hechten aan het schrijven van boeken.