Dagobert Schreef:
-------------------------------------------------------
>
> Ik vind het daarom steeds moeilijker worden om een
> exacte plek voor de splitsing van Rijn en Waal in
> de Romeinse tijd aan te wijzen. Plaatsen van
> tolheffing in het begin van het tweede millennium
> zeggen me daar niet zo veel meer bij.
>
Ik put gemakshalve even uit eigen aantekening (ben de bron even kwijt):
De heuvels van het Montferland (66 meter hoog) en de Elterberg (ongeveer 30 meter hoog) vormden vroeger een aaneengesloten stuwwal met de heuvels bij Kleef, Groesbeek en Nijmegen. Tienduizenden jaren geleden brak de Rijn echter door deze heuvelrug/stuwwal heen en ruimde delen ervan op. De overgebleven stuwwallen vormen nu een soort poort - de Gelderse Poort - waardoor de Rijn ons land binnenstroomt.
Met de intrede van een zachter klimaat en de overgang van het pleistocene naar het holocene tijdperk,transformeerde de Rijn van een vlechtende in een meanderende rivier. Het kenmerk van de meanderende rivier is de aanwezigheid van slechts één hoofdbedding. Daarnaast kunnen zich nevengeulen en eilanden vormen als gevolg van het proces van verzanding en afbrokkeling van land door de krachten van het water. De rivier zocht ook in dit proces nog steeds z’n eigen weg. Nu eens liep hij aan de voet van de Nijmeegse stuwwal, dan weer kilometers verder noordelijk. De zuidelijke tak van het oudste stroomgebied stroomde via het gebied wat we nu kennen als het Nijmeegse Waterkwartier, via Weurt en Beuningen richting Ewijk. Even vóór de Romeinse tijd ontstond de Waal en werden oude stroomruggen ten westen van Nijmegen weer opgeruimd. Een definitieve verplaatsing van de rivier in zuidelijke richting was onmogelijk. De stuwwal van Nijmegen was te weerbarstig en bleef overeind ongeacht de inslijtende werking van het water. De afstand tussen de stuwwal en de overzijde bleef om dezelfde reden relatief stabiel ten opzichte van andere plaatsen langs de rivier.
Zie ook deze link [
zyfflich.eu]
Hieruit blijkt een stevige oeverwal aan de linkerzijde van de Rijn. Op deze oeverwal lagen vanaf Kalkar stroomafwaarts Romeinse castella/wachttorens. Bv. de dijk bij Rindern is een dijkweg, later een bandijk. Of reeds de Romeinen begonnen met het onderhoud van deze weg? Bij Rindern zijn diverse vondsten gedaan, er was een aanlegplaats (platbodemresten, 2 bronzen ankers en molensteentjes).
Het lijkt dat de Altrhein gedurende een langere periode de hoofdstroom was.
N.m.m. is een splitsing in de brede Rijnbedding niet stabiel en moet een meer stabiele splitsing welhaast in het doorbraakgebied (Gelderse Poort) hebben gelegen. Daar verengde zich de Rijnbedding en de stuwwalrug aldaar bood meer weerstand. De Rijn wist er wel na de IJstijd doorheen te breken, waaierde stevig uit over het latere insula (zandbanen tot de rivieren zich meer inslepen) legde er tig-duizenden jaren dikke sedimentspakketten neer en kort voor de Romeinse tijd ontstond de Rijn-Waalsplitsing.
Uiteraard bij elkaar geredeneerd maar voorshands zoek ik het in de driehoek Schenkenschanz-Lobith-Tolkamer-Bimmen. Of ik daarin verguisd zal worden op dit Forum?
Servus,
Vorenus