Quote
Plinius de Oude
The shores are occupied by oaks which have a vigorous growth rate, and these trees, when undermined by the waves or driven by blasts of wind, carry away vast islands of soil trapped in their roots. Thus balanced, the oak-trees float in an upright position, with the result that our fleets gave often been terrified by the 'wide rigging' of their huge branches when they have been driven by the waves - almost deliberately it would seem - against the bows of ships riding at anchor for the night; consequently, our ships have had no option but to fight a naval battle against trees!
Het vermelden van eiken in het veen verbaasde mij, want in mijn omgeving, Noord Oost Nederland, is een eik altijd een indicatie voor zandgrond.
Toen vond ik dit verhaal:
[
library.wur.nl]
over
veeneiken.
Veeneiken groeien in een voor eiken zeer ongunstig milieu, wat een erg trage groei tot gevolg heeft, en waardoor jaarringen bijzonder gevoelig zijn voor veranderingen. Er kunnen goede langjarige (jaarring-)reeksen mee geconstrueerd worden die veel informatie over omgevingsfactoren herbergen.
Er zijn geen restanten van veeneiken van na 800 AD gevonden in Nederland.
Veeneiken worden vooral gevonden in de buurt van donken of zandruggen.
Maar terug naar Plinius de Oude.
Ik kan bij hem niet lezen dat de avonturen met drijvende eiken plaatsvonden tijdens een expeditie naar de Chauken. In een hoofdstuk dat gaat over bomen lokaliseert hij het verschijnsel 'op twee meren niet ver van de Chauken', maar het kan zich best tijdens gewone patrouilles vanuit Velzen of de Vechtstreek hebben voorgedaan.
Ook is het mogelijk dat het beschrevene plaats vindt in estuaria aan de Chaukische kust, waar zeker grote veenvelden voorkwamen, waarvan delen op drift raakten. Er is nog steeds een restant drijvend veen in de Jadeboezem. Want is het wel zo voor de hand liggend om de Flevomeren te beschrijven als 'bij de Chauken' in plaats van bij de Vecht of de Rijn, wat tenslotte locaties binnen het Rijk zijn.
Als Plinius overigens zelf bij de Chauken langs de kust is geweest, heeft hij wel slecht z'n ogen de kost gegeven: wierden worden niet twee keer per dag een eiland (ze worden dat alleen bij stormvloeden, en dan zullen de Romeinen er waarschijnlijk niet geweest zijn met hun expedities), en er was volop veeteelt rond de wierden, wat Plinius expliciet ontkent. Het doet mij veel meer denken aan verhalen van horen zeggen, sterk gekleurd door het Romeinse superioriteitsdenken.
Het is typisch een bewering uit de tweede hand. Ook de meeste Nederlanders zullen je vandaag de dag vertellen dat die wierden iedere vloed door water omringd werden, want dat spreekt aan.