Eind 2017 was ik in de gelegenheid om Jan Verhagen aan te spreken over zijn promotieonderzoek. In een kort onderhoud gaf hij toen al aan dat de optie van de Utrechtse Vecht voor hem eigenlijk de enige serieuze mogelijkheid was.
Uit dit nieuwe artikel blijkt wel dat hij daar bij is gebleven.
Het is grotendeels te technisch voor mij om het tot op details te beoordelen en dus ga ik me beperken tot de hoofdlijn.
Eerlijk gezegd kan ik dan niet heel erg enthousiast worden.
De focus van het onderzoek lag op indirecte aanwijzingen, omdat het niet waarschijnlijk was dat er plaatselijke overblijfselen zouden zijn. (p. 2: “When little or no
in situ remains are likely to have been preserved, research will have to focus on indirect indications: …”)
Er is voor nader onderzoek een traject uitgekozen van nog geen 2,5 km, tussen Overmeer en Nigtevecht, omdat dit al een ‘verdacht’ rechte bedding zou hebben.
Hier zijn inderdaad geen overblijfselen van een gegraven kanaal gevonden. Maar de indirecte aanwijzingen (geomorfologie en chronologie) laten kennelijk toe om de mogelijkheid open te houden dat het onderzochte traject misschien een oorsprong heeft in een gegraven ‘gracht’, die in de loop der tijd iets is gaan meanderen.
Pfff, hoe voorzichtig kun je het opschrijven …
Het resultaat maakt vooralsnog op mij een erg magere indruk.
(Meer is misschien ook wel helemaal niet mogelijk.)
Groet,
Dagobert
N.B.: ik vroeg me af of MWB hier nog wat specifieks over te zeggen heeft. Zijn onderzoek van het gebied van Amstel en Vecht heeft volgens mij wel raakpunten …
Science: An orderly arrangement of what at the moment seem to be facts.