De aanname dat -woud-namen slaan op bos in veengebied zijn recent grote vraagtekens bij gezet in de dissertatie van Jeroen Zomer (RUG 2016). Hij maakt aannemelijk dat ten tijde van de ontginningen -woudgebieden rond de Hunze (dus in heuvelachtig zandruggebied) eerder als hoogveen dan als bos moeten worden gezien. Hij wil niet verder gaan dan ruigte, zelfs een gedachte strook dunne broekbossen past niet. In zijn verhaal komt hij niet lekker uit met de etymologie waar wald/woud toch echt op bos ziet.
Hij geeft volgens mij zelf al de sleutel in deze discussie, door een afbeelding van Soomaa NP in Estland te plaatsen. Daar zie je losse dennetjes in een veenvlakte. Als je de Estse hoogveenparken erbij pakt, zijn er meer dingen die opvallen. Onder meer de strook broekbos tussen rivier en hoogveenpakket en het hoogveenpakket dat telkens iets verder uitdijt en de bossen/stroompjes aan de zijkant ervan "opvreet". Dit is een traag proces waarin een deel van de (loof)bomen zeker nog een tijd blijft leven. Op bijvoorbeeld [
www.google.nl] zie je afwisselend kale rode gebieden die zuivere veenvlakte zijn, groene spikkels van bomen en groene vlakken van bosjes, terwijl de randen consistent groen zijn van de bossen. Ik kan mij zo voorstellen dat de randbossen en bosjes (op de plek van opgegeten oude veenloopjes) de naamgevers zijn. Een dergelijk proces gaat niet over 2 nachten ijs, en de naamgeving van de -wouden is vermoedelijk ook ouder dan de ontginningen in deze wouden (ze zijn vanaf buiten zichtbaar en herkenbaar en zullen dus een naam hebben gehad).
Om terug te komen op je vraag: Ik denk niet dat je van een groot bos kunt spreken. Dat deden de middeleeuwers trouwens ook niet. Die noemden een stuk woud naar het dichtstbijzijnde dorp (dat vermoedelijk van deze wildernis gebruik maakte). Als het een groot woud was, dan zijn overkoepelende namen te verwachten. Die zijn niet bekend. Daarnaast moet je altijd oppassen met geografische namen. Westwoud kan het westelijke stuk woud zijn, maar ook bewesten het woud. Hoogwoud zou zo ook stroomopwaarts (hoog) van het woud kunnen liggen (vgl. Hoogkerk/Leegkerk bij Groningen). In dit geval ga ik nog uit van één woud, maar waarom zou Hoogwoud niet een stroomopwaarts gelegen woud(je) zijn? In dat geval zijn er heel veel losse woudjes!
Daarnaast is het moeilijk om te stellen dat 2000-3000 vChr eenzelfde begroeiing was als 1000 nChr. Uit pollendiagrammen weten we dat Nederland een toendra is geweest, vervolgens een loofbos en vervolgens deels moeras is geworden en deels ontbost. Zoals geologen zeggen: veen is een lastig goedje want het kan ontstaan of verdwijnen in een paar honderd jaar.