De Zoel was ook bij mij de eerste optie die in me opkwam.
De exacte situatie van de rivierlopen gedurende de Romeinse tijd zullen we wel nooit te weten komen. Die situatie was volgens mij erg gecompliceerd en zeer waarschijnlijk ook erg aan veranderingen onderhevig met rivieren die niet in een bedding gedwongen werden zoals heden ten dage.
Een situatie die naar mijn mening gedurende wat langere tijd bestond was, dat de hoofdstroom van de Waal vanaf Tiel de bedding van de Linge volgde en een kleinere tak in de buurt van Heerewaarden in de Maas uitmondde en tevens in een kleine bedding een weg vervolgde langs Rossum en verder westwaarts.
Ik heb de scriptie nu helemaal gelezen en ik ben wel blij met dit stuk. Al was het alleen maar om de appendices, die een mooi overzicht geven van hoe het er nu eigenlijk voor staat met het onderzoek van de verschillende locaties. Daarin wordt toch wel pijnlijk duidelijk hoe weinig we eigenlijk met zekerheid uit de archeologische gegevens kunnen afleiden. Zeker als het om dateringen gaat.
Op de vreemde situatie dat er mogelijk géén Romeinse (militaire) aanwezigheid was langs de Rijn vanaf Maurik tot ergens in het huidige Duitsland (vermoedelijk Xanten, mijn invulling), wordt helaas nergens ingegaan. Heeft de auteur dit over het hoofd gezien?
Het had prima besproken kunnen worden in Chapter 4. Synthesis waar geprobeerd wordt om de onderzoeksvragen zo goed mogelijk te beantwoorden. En dan met name bij Question 6. Maar helaas.
Toch hier een quote uit dat bewuste antwoord omdat ik dat wel interessant vind:
Quote
p. 53
In the Early and Middle Roman period, the line of fortifications was located exclusively along the Rhine/Waal delta. In the Late Roman period, we see activity along both the Rhine and the Meuse, but in distinctive ways. The Rhine sites show no real difference from before and although we do not know much about how they were built or what kind of troops they garrisoned, it can be assumed that they generally fulfilled the same regional purposes as before. The western river area had been abandoned by the 4th century, but the Rhine delta in the east has yielded plenty of evidence for castella and watchtowers along the waterfront. The Meuse has yielded sites that are located according to similar principles, but its fortifications seem to be more often equipped with extra features, such as horrea, port facilities or bridges. This suggests that the Meuse took over that important role of transport corridor that enabled the army to secure its supply- and trade lines to the hinterland. Both rivers continued to be actively used by the army, but for different purposes. We do not know of course how the river courses ran exactly in that period, and how transport/trade routes from the Helinium to the hinterland ran. Presumably, ships entering the Helinium could travel up both the Meuse and Waal, and at some point would have been able to connect to the Rhine as well, althoug the exact point where this would take place remains unknown. It could very well be that the Corbulo canal, given the find of a Late Roman fibula there, was still in active use at that time.
Ik vind dit vooral interessant omdat er veel punten van discussie uit te halen zijn.
De auteur graaft hier, waarschijnlijk een bewuste keuze, niet al te diep.
Dat er geen sprake is geweest van een echte ‘limesfall’ waarna de militaire inzet vooral georganiseerd zou zijn volgens een systeem van zogenaamde ‘diepteverdediging’, is toch wel het beeld dat zich enigszins aftekent.
Dit werkstuk betreft een RMA thesis. Dat betekent volgens mij dat we hoop mogen koesteren dat Berber van der Meulen op weg is voor een promotieonderzoek. Als dat er komt dan zal dat waarschijnlijk ook over dit onderwerp gaan. Daarvoor heeft zij nog een lange weg te gaan en zal erg veel, veel dieper moeten naspeuren. Volgens mij wel iets om naar uit te kijken.
Waar de jongedame ogenschijnlijk ook aan moet werken zijn haar digitale vaardigheden. Want het onhandige en volstrekt onbegrijpelijke geklungel met NUMIS, zoals zij dat beschrijft op p.22, is toch nergens voor nodig

.
Groet,
Dagobert
Science: An orderly arrangement of what at the moment seem to be facts.