Dagobert Schreef:
-------------------------------------------------------
> Dit vond ik nog wel een aardige aanvulling.
>
> In de bewuste oorkonde van 1040 krijgt de bisschop
> van Utrecht (op dat moment Bernold) ook het
> muntrecht in Groningen.
> Bernold heeft kennelijk ook ‘direct’ van dit
> recht gebruikgemaakt.
>
> Er zijn meerdere typen munten bekend met
> opschriften als GRONIGGEA, GRNIGGEA, etc.
> Op de andere zijde een buste of een bisschopsstaf
> (BACVLVS), met een rondschrift met de naam van
> Bernold in varianten met de toevoeging EPIS.
>
> Ik vond meerdere van deze (zilveren) munten op de
> website CoinArchives (a database of coins featured
> in numismatic auctions).
>
> Auction 18, Lot 845
> Deze is waarschijnlijk verkeerd gedateerd met
> 1024-1057
>
> Auction 31, Lot 579
> Auction 362, Lot 1887
> Auction 362, Lot 1888
> Auction 362, Lot 1889
> Deze vier hebben datering 1027-1054, hetgeen
> overeenkomt met de bisschopsperiode van Bernold.
> Het lijkt me onwaarschijnlijk dat deze munten
> kunnen dateren van vóór 1040 en dus ga ik er
> vanuit dat een betere datering 1040-1054 zal
> zijn.
Dit lijkt me een definitief bewijs tegen de theorie dat de giftbrief uit 1040 een vervalsing uit de 12e eeuw zou zijn, en die hier net door Ruud weer naar voren werd gebracht.
> Van opvolgers van Bernold heb ik niet soortgelijke
> munten kunnen vinden. Zijn er redenen te bedenken
> waarom die er niet zijn?
Ik weet het niet, maar ik kan me voorstellen dat na deze gift de Bisschop bijzonder veel energie steekt in de ontwikkeling van zijn nieuwe bezit. Er is ook een archeologisch restant van tufstenen stadspoort in de Herestraat gevonden uit deze periode. Misschien munt de bisschop relatief grote hoeveelheden geld in verband met deze investeringen, en ook als teken van zijn nieuwe lokale macht?
Daarbij heb ik deze vondst van de poort altijd een beetje problematisch gevonden in verband met de mededeling in de Narracio [hoofdstuk 9] dat de burgers van Groningen rond 1190 "werden herinnerd aan de eed die ze bisschop Hartbert hadden gezworen om geen muur te bouwen".
Maar een stenen stadspoort zonder stadsmuur? Dat is niet zo logisch.
Ik houdt het er voorlopig op dat die poort in een aarden wal (met deels droge gracht) zat die in de eerste helft van de 11e eeuw is aangelegd, als een grote ringwalburcht. Deze wal was hoefijzervormig rond de hele oude stad met de open zijde aan de oever van de Aa, waar moerassen de toegang beletten. Dit was voor een 11e eeuwse 'stad' een hele lange wal, maar door de volle breedte van de landrug te omvatten werd de verdediging wel sterker.
Eind 12e eeuw begint de baksteenproduktie in Noord Nederland op gang te komen, en begint een stenen muur binnen de mogelijkheden van de burgers te komen.
Met een totale lengte van zo'n drie kilometer kan zo'n aarden wal de stad tot verdediging gediend hebben als de hele bevolking meevocht, maar bij het uitvechten van feodale vetes met kleinere, maar goedbewapende eenheden, of zeker bij interne strijd zou zo'n lange wal misschien geen grote hindernis gevormd hebben. Een stenen muur is ook met een lichte bezetting een grotere hindernis. Bij de gevechten van de 12e en begin 13e eeuw is dan ook sprake van gevechten rond individuele steenhuizen en kerken binnen de stad.
Bij het verslag - in de kroniek van Wittewierum - van het beleg in 1251 is wel sprake van de stadsmuur. Bovendien wordt vermeld dat het belegeren van de Stad een regelmatig voorkomend festival was waarbij de strijdvaardige edelen hun dapperheid konden tonen, maar dat zo'n beleg altijd na enige weken weer opgeheven werd als de zomervakantie over was en het weer omsloeg, of domweg uit verveling.
Ik heb dit fragment ooit enigszins in het Engels vertaald en omdat er geen online Nederlandse vertaling is:
[
springelkamp.nl]
[
springelkamp.nl]
Quote
Menko
In the year of our Lord 1251, immediately after Easter [Apr 16], those of Fivelgo and Hunzingo gave each other hostages and renewed their alliance; and with the help of those of Menterne[1] they laid siege to Groningen. Some crossed the ramparts, and climbed on ladders and started to fight them manfully. The Groningers defended themselves for a long time with stones and trebuchets, expecting that the Frisians would, according to their customs, soon return to their own region. But when the Frisians had maintained their siege for four weeks, the Groningers began to fear that, when the city would be taken by force, an enormous carnage would take place. Therefore they surrendered themselves in the hands of the enemy. The Frisians set the condition that the walls would be destroyed, and that the stonehouses would be pulled down till the storage rooms; the traders were allowed to keep living there with their possessions, but the knights would have to leave the city with their life and property, and would never be allowed again to have a residence there. And so the the walls were leveled for the largest part and the houses were lowered. The knights resided that year on the other side of Coevorden[2], where it was possible. Also the fortification of Peize was destroyed.
Ik vermoed dat die 'sloop voor het grootste deel' van de muren vooral de noordelijke muur betrof, zodat het geen verdediging tegen de Friezen zou vormen.
Overigens is er in één van de oudste nog bestaande steenhuizen van Groningen, het Calmershuis, geen aanwijzing voor het verwijderen van de dakverdieping gevonden: de muren vormen één geheel tot en met het dak.
Begin 14e eeuw is er na een oorlogje weer sprake van het slechten van een deel van de muur, waar een stuk noordelijke muur door een houten schutting vervangen moet worden. De rest van muur blijft dan in stand, want die verdedigt ook het Friese land tegen Zuiderlingen.
Overigens keren de ridders en Prefect na 1251 wel weer terug, maar hun zwaardmacht wordt wel onder de duim gehouden, en een stedelijke communitas, en raad van aldermannen, krijgt wetgevende macht, en sluit 'internationale' verdragen, waarbij de Prefect soms achteraf mag zegelen.