We mogen de Stad Groningen een Byracratie noemen, het bierbewind.
Om in het stadsbestuur te komen moest je bierbrouwer in Groningen zijn. Er waren tientallen brouwerijen, maar hun aantal stond vast, net als hun quota. Rijke nieuwkomers die zich met de politiek wilden bemoeien trouwden meestal een dochter van een brouwer/regent, of kochten één van de bestaande brouwerijen over.
De Stad had vervolgens het biermonopoly in het hele gewest: alle bier dat in de provincie verkocht werd of gexporteerd moest uit de Stad komen. De accijnzen over dit bier waren de belangrijkste inkomsten van de Stad.
Politiek mocht alleen bedreven worden voor de middag, want in de namiddag was iedereen in de Stad dronken, en politiek zou leiden tot wanordelijkheden.
De stad bezat ook vele herbergen in de provincie waar haar bier getapt werd. De stad bouwde een aantal bruggen in de provincie met meteen een aanliggende herberg waar voorbijgangers zich aan het stadse product konden laven.
Gisteren liep ik toevallig tegen dit alleraardigste stukje over het einde van deze middeleeuwse situatie aan:
Een historisch debat over de Nieuwbrug
Quote
Drost van het Westerkwartier, 1807
Dit is inmiddels zeeker, dat dezelve brugge zig thans bevind in eene hoogst gevaarlijke situatie, en alleen door behulp van touwen belet wordt uit elkanderen te vallen, zijnde een enkel kwaadaardig persoon door een deezer touwen los te maaken of door te snijden in staat om de grootste ongelukken te veroorzaaken en een doorgaande passagie te belemmeren, zoodat het van kante der policie volstrekt wordt gevordert dat deezen aangaande ten eersten de vereischte order werde gesteld…
Quote
antwoord van het stadsbestuur
Het stapelregt intusschen door de gebeurtenissen welke in den jare 1795 hebben plaats gehad, zijnde komen op te houden, gelijk ook het uitsluitend regt om bij de Nieuwebrug en Enumatil oost- en westzijde geen ander bier te mogen verkoopen als hetwelk in de Stad is gebrouwen – ofschoon dat regt aan de Stad wettig competeert – zoo vermeenen wij dat door die veranderingen de redenen en motiven die de Stad gehad heeft in vorige tijden om gemelde brug aldaar te laaten maken en onderhouden, tans ten eenemaal komen te cesseren en dat het tegen alle reden en billijkheid zou zijn dat de Stad met het onderhoud eener brug in de Ommelanden, waarbij zij tans geen het minst belang heeft, zou blijven bezwaard.