Tot mijn grote blijdschap wordt er in het rapport van Hulst (
zie daar) ingegaan op de specifieke vorm van kamp Ermelo-1.
Helaas vind ik het relaas toch wat teleurstellend. Maar toch mooi dat de vraag kennelijk ook toen al bij de onderzoekers is opgekomen.
Quote
Nu wij de achtergronden van de positionering van het kamp hebben leren kennen zijn wij, naar ons oordeel, ook in staat te begrijpen waarom de vorm afwijkt van de ideale rechthoek. Doorslaggevend in de locatiekeuze is geweest de aanwezigheid van de dekzandrug en de wens of, zo men wil, de noodzaak deze hoogte optimaal in het kamp op te nemen.
Voordat ik het vervolg citeer merk ik hier nog maar eens een keer op dat volgens mij ook de beschikbaarheid van water doorslaggevend moet zijn bij de locatiekeuze en dat dit om mij onbegrijpelijke redenen genegeerd wordt in dit rapport.
vervolg:
Quote
Daarbij werd men geconfronteerd met het feit dat de marsroute op dit punt een knik vertoont, met het gevolg dat de parallellie van de korte zijden van het kamp in het gedrang kwam. De vorm die het kamp in afwijking van de rechthoek heeft verkregen is een compromis tussen afwegingen, een gemiddelde waarmee aan alle wensen werd voldaan.
Het volgende is daar nog bij aan te tekenen. Wij zien dat de noordelijke korte zijde beter op de route is gericht dan de zuidelijke. Levert deze kennelijke voorkeur een argument om aan de noordzijde Inderdaad de belangrijke, want naar de vijand gekeerde, praetentura te situeren?
Bij nadere beschouwing is ons gebleken dat op de voorgaande passages, die een verklaring beogen te geven voor de afwijkende vorm van het kamp, wel het één en ander valt af te dingen. Het betoog staat en valt met de plaats waar de knik in de marsroute is gelegen. Voorstelbaar is dat men al eerder de route heeft gewijzigd en ten westen om het dekzandreliëf ten zuiden van het kamp is heen getrokken om vervolgens vanuit het zuiden de plaats van het kamp te naderen. De zuidelijke wal zou dan, eender als de noordelijke, wel haaks op de route staan.
Het oorspronkelijke idee wordt dus vervolgens meteen weer onderuit gehaald. Eindresultaat: we weten het niet.
Ik pieker me rot over die parallellogramvorm. Vooral omdat die best vaker voorkomt en dan ook nog heel netjes. Zoals ook het geval lijkt te zijn bij Ermelo-2.
Terreinomstandigheden kunnen zonder twijfel aanpassingen vergen zodat er afgeweken moet worden van de ideale rechthoekvorm … maar dan verwacht ik allerlei polygonale vormen en niet (soms perfecte) parallellogrammen.
Inmiddels ben ik al blij met de constatering dat er toch onderzoekers zijn die zich deze vraag ook gesteld hebben. Nu nog een bevredigend antwoord
Groet,
Dagobert
Science: An orderly arrangement of what at the moment seem to be facts.