Het is wel al heel lang geleden dat Delahaye met zijn kritische vragen t.a.v. de geschiedenis van Nijmegen kwam. Zijn vragen waren in die tijd wel terecht. Het onderzoek van Weve in 1910-1911 op het Valkhof was ook nooit verder gekomen dan een manuscript, dat pas in 1993 in boekvorm verscheen.
Dus dat Delahaye dacht dat er nog nooit iets op het Valkhof gevonden was uit de vroege Middeleeuwen kunnen we hem niet kwalijk nemen. Inmiddels zijn we heel wat decennia verder waarin er veel meer bekend is geworden. Op het Valkhof zelf is weliswaar geen groot archeologisch onderzoek meer gedaan, maar in nabije en wat ruimere omgeving is er wel het nodige boven water gekomen.
'Het gat van Nijmegen' is weliswaar niet overvloedig gevuld, maar helemaal open ligt het al lang niet meer. Wat grondssporen, potscherven en grafvelden die gedurende de hele vroege middeleeuwen gebruikt zijn.
Er zijn ten aanzien van de geschiedenis van Nijmegen en de Lage Landen in het algemeen behoorlijk wat nuances aangebracht. Bijvoorbeeld als we het hebben over de relatie tussen Wilibrordus en Utrecht.
Een kritische houding kan nooit geen kwaad, maar af en toe is het wel goed om te kijken of de kritiek en de vragen die gesteld worden niet aangepast moeten worden.
En dan blijkt m.i. dat het "vermoeden dat de gebruikelijke geschiedenis van Nederland in de vroege middeleeuwen wel geschrapt kan worden" wel degelijk vrij gemakkelijk weerlegd kan worden. Al was het maar dat er nooit iemand met een verklaring gekomen is - van onder andere de beschrijvingen in de Annales Regni Francorum - die beter past.
Met de nodige nuanceringen en nieuwe vondsten blijft het verhaal grosso modo overeind en blijkt dat Noviomagus aan de Vahalis, nog altijd Nijmegen aan de Waal is en dat het Trajectum van Bonifatius nog altijd past op Utrecht (ook al is Wilibrordus iets minder op Utrecht gericht geweest dan men ooit hoopte).
groet,
Robert