Hoe komt Ortelius aan “Chamavi, qui et Elpranci”? Was de Peutinger-kaart zijn bron, waarom dan alleen dat? De documentatie op de achterkant van zijn kaart kan ik nu niet controleren, maar hij kan daar moeilijk de P.K. opvoeren, want in 1584 was de P.K. voor hem nog onbekend.
Een verband tussen “Chamavi.quielpranci” en Viltaburg is me echt niet duidelijk. Volgens “dbesten” is ook taalkundig iets dergelijks niet aan te tonen.
“dbesten” heeft natuurlijk gelijk wanneer hij stelt dat we Viltaburg moeten zoeken bij het Traiectum van Willibrord. Maar de enige keer dat in een schriftelijke bron vermeld wordt bij welk Traiectum Viltaburg hoort, blijkt dat Maastricht te zijn. De in ± 830 geschreven “Gesta abbatum Fontanellensium” laten er geen twijfel over bestaan. Abt Wando van het klooster Fontenelle wordt door Karel Martel in ballingschap gestuurd naar het Sint Servaasklooster te Traiectum, waar hij van 718-742 verblijft. Alleen Maastricht kent in het eerste millennium een Servaasklooster, dus dit Traiectum is Maastricht. De schrijver van de gesta citeert om het Traiectum van Wando te beschrijven ook Beda: “de oude volkeren noemen het Viltaburg, dit is het oppidum viltorum, nu in de Gallische taal wordt het Traiectum genoemd” ( M.G.S., Deel II, p.277, 285. 286).
Nu kunnen we natuurlijk beweren dat deze situering van Viltaburg te danken is aan onkunde en dommigheid van de schrijver van de Gesta die twee steden door elkaar haalt, maar die mogelijkheid kunnen we uitsluiten. De schrijver van de Gesta van een belangrijk klooster was een geleerde, en hij zal 90 jaar na de gebeurtenissen echt geweten hebben waar een en ander zich afspeelde.
De moeilijkheid is natuurlijk wel, dat wanneer we dit gegeven accepteren de geschiedenis van Utrecht vóór 950 grotendeels vervalt. Dus wordt dit gegeven genegeerd of weggewuifd met mistige argumenten.
Wie durft een serieuze discussie Utrecht versus Maastricht aan?