Het is belangrijk om boeken in de boekenkast nog ns te lezen. Soms kom je wat informatie tegen wat eerder niet opviel.
In de bronnen wordt onderscheid gemaakt tussen
prata (pres, meadows) en
Pascua (paturages, pastures). De eerste dienen als hooiland, na de hooitijd worden ze ook als veeweide gebruikt. De
prata, afgesloten van het overige land, zijn steeds pariculier bezit. Bij pacht en verkoop is de waarde meestal hoger dan een gelijke oppervlakte bouwland. Dit komt omdat het hooi van bijzonder belang voor de overwintering van het vee wa.
De
pascua zijn de wilde gronden, begroeid met allerlei opslag, de moerassige weiden; ook het braakliggende bouwland kan hiertoe gerekend worden. Deze wilde gronden werden gebruikt voor het weiden van het vee en voor het steken van plaggen ten behoeve van de bemesting. De schijnbaar nutteloze gronden vervulden een essentiele rol in het toenmalige landbouwbedrijf.
Bron: De agrarische geschiedenis van West-Europa 500-1850 van Bernard Slicher van Bath.
moerassige weiden ging zeker op voor dat deel van de Trechter weide dat later bekend werd onder de naam Lage Weide. En toen de wijk Terwijde werd gebouwd (ij zou eigenlijk ei moeten zijn) moest men met de lage ligging rekening houden. Er zijn dan ook veel meer water partijen gemaakt dan in de wijk 't Zand (dat ligt op de Hoge Weide). Zelfs een waterwinstation is in Lage Weide gebouwd vanwege de veelvuldige aanwezigheid van makkelijk te winnen water.
Maar wilde gronden, begroeid met allerlei opslag past waarschijnlijk beter voor de hele Trechter weide. Ook voor voor het deel dat later Hoge weide werd genoemd. Het beeld van een eindeloze grazige weide heeft waarschijnlijk nooit bestaan. Misschien moeten we meer denken aan hoe het vee op dit schilderij van Willem Roelofs (1883) bij het Gein graast. Het Gein is het riviertje bij Abcoude.
