Beste mijnheer Van Ham,
Het klopt dat we van gedachten gewisseld hebben en dat de overeenkomsten in Lennik minimaal zijn. Het is dan ook niet de ambitie in het huidig landschap veel overeenkomsten te vinden: die zijn er uitzonderlijk na 2000 jaar nog maar als ze er zijn hebben ze wel relevantie (rechtlijnige wegen vervolgd door veldindelingen en haaks erop staande wegen en indelingen die telkens een hoge ouderdom blijken te hebben (een referentie op dat vlak voor wat Lennik betreft is Verbesselt) en inderdaad zoals je schrijft atypisch zijn voor het golvend landschap te Lennik, wat de relevantie ervan enkel verhoogt. Die relevantie is dus niet kwantitatief maar kwalitatief te benaderen.
De relevantie van sporen in het huidig landschap kan kwalitatief beoordeeld worden via de hulpwetenschap van de archeomorfolgie, zie bv. Michele Matteazzi, Using GIS to Reconstruct the Roman Centuriated Landscape in the Low Padua Plain (Italy), in Archaeology in the Digital Era. Volume II. E-papers from the 40th Annual Conference of Computer Applications and Quantitative Methods in Archaeology (CAA), a cura di G. Earl et alii, Amsterdam University Press, 2014, 662-669, [
www.academia.edu] , 1 vn 2; Michele Matteazzi, IL PAESAGGIO CENTURIATO A SUD DI PADOVA:UNA NUOVA LETTURA DALLO STUDIO ARCHEOMORFOLOGICO DEL TERRITORIO, Agri Centruiati, 2014 (11), 9-29, [
www.icac.cat] ;[
oncities.eu] .
De proof op the pudding is te vinden in de archeologie zelf. Die bevestigingen zijn wat het door mij voorgestelde raster dat ook archeomorfologisch kan afgeleid worden uit de landschapsporen tussen Dendermonse (Zwijveke) en Asse zoals uit een onlangs afgewerkte proof of principle dermate overeenstemmend met de archeologie dat bijvoorbeeld de opgegraven erfgrenzen in Sint-Gillis Dendermonde minder dan 1 kans op 20 miljoen maken om hiermee toevallig samen te vallen.
De opgraving in Sint-Gillis Dendermonde is slechts één van de ongeveer 100 archeolgische sites in België, Nederland en Noord Frankrijk die diezelfde indeling te zien geven (terwijl slechts uitzonderlijk erfgrenzen worden gevonden bij archeologische opgravingen!). ,
1 kans op minder dan 20 miljoen is ver van benaderend: de afwijking van wat archeomorfologisch wordt aangegeven is zelfs veel kleiner dan de door u aangeven oppervlakte van een centurie (50,6 ha) en de precieze oppervlakte ervan (709,68*709,68= 50,3646 ha) of een afwijking van 0,47% of 1 op 200.
De hier in Vlaanderen en elders waargenomen maatvoering sluit aan bij de schriftelijke overlevering door de Romeinse landmeters en wat men bv. terugvond in Italië en perfect beantwoordt aan wat die klassiek teksten ons overleverden.
Mag ik u uitnodigen het boek van Libertini op dit punt te lezen en stuk voor stuk de 92 in het Liber Coloniarum beschreven landindelingen bevestigd te zien in het huidige Italiaanse landschap.
U kan het terugvinden op [
www.academia.edu]
Beschouw dit niet als kritiek op uw voorstellen. Ik wil enkel duiden dat de vierkante centuriatie wel degelijk gefundeerd is en dat men bij het zoeken ernaar kan terugvallen op de hoge mate van precisie van zowel de Romeinse landmeters en dit over onwaarschijnlijke afstanden. De vierkante indeling is zeer rechtlijnig ook in de heuvelachtige, zelfs bergachtige, gebieden van Italië.
Groeten,
Luc Vermeiren