De kroniek van Wittewierum is een rijke bron voor het Middeleeuwse leven van de Friezen. Er zijn in het Nederlandse gebied enkele oudere kronieken, waarvan
Gebeurtenissen van deze Tijd van Alpertus van Metz eigenlijk de enige is die een beetje menselijke beschrijvingen bevat, terwijl de
Kroniek van Egmond alleen een droge opsomming van politieke feiten is. De
Narratio over Groningen en Drenthe is ook vrij vlot geschreven, weliswaar voornamelijk over politiek en oorlog, maar met hier en daar wat details over plaatsen en gewoonten, die, hoewel broodnuchter beschreven, op mij toch wel eens wat ironisch overkomen.
Ik weet natuurlijk niet wat ik niet weet, en houd mij aanbevolen voor tips over andere smeuïge oude teksten, maar de Kroniek van Wittewierum omvat naast de kloosterhistorie, lokale politieke verwikkelingen en twisten verslagen van noodweer, dijkdoorbraken, epidemieën, kruistochten, reisverslagen, innerlijke beschouwingen, kerkbouw, en wat al niet meer.
Het begint rond 1200, wanneer de ongeletterde duisternis van de Noordelijke Nederlanden wat begint te wijken, en daarmee sluit het eigenlijk de periode van het Nifterlaca forum af, maar het is toch wel weer zeer relevant hier om te tonen tot wat voor maatschappij deze periode heeft gevoerd. En omdat het de laatste tijd heel rustig is op het forum, wil ik in deze draad wat over mijn interpretaties van de kroniek babbelen, vrijblijvend en uitnodigend voor commentaar van mensen die denken dat het anders zit dan ik hier verhaal.
Allereerst iets over het gebied, dat ik niet de Ommelanden wil noemen, omdat dat een anachronisme zou zijn. Ik noem het maar Klein Friesland, hoewel die naam ook pas na de Middeleeuwen ontstaan is. De abten van Wittewierum zijn inwoners van Fivelgo, en de Lauwers in het Westen, de Eems in het Oosten en Drenthe in het Zuiden vormen de grenzen van hun goed gekende wereld.
Ik heb hier een kaartje gemaakt op de paleogeografische kaart van 800AD. Hoewel daarop nog niet de ontginningswerken van de Hoge Middeleeuwen te zien zijn, is die situatie wel verhelderend voor hoe de diverse landjes zijn ontstaan.
Hierop is Wittewierum aangegeven, en een aantal hoofdplaatsen. Het gebied ligt nog vol met kleinere dorpen en huiswierden, maar de volgende plaatsen springen er uit.
In Leens heeft Liudger een moederkerk gesticht. Het is de hoofdplaats van de Marne, en misschien hoorde het in 800 nog bij de gouw Hugmerci, samen met Middag en Humsterland en Noordelijke delen van Langewold.
Usquert kreeg ook een moederkerk van Liudger, voor Hunzingo. Ooit lag het op de Noordoostelijke punt van die gouw.
Voor Fivelingo stichtte Liudger een kerk in Loppersum, op de Oostoever van de Fivel.
Ten Oosten daarvan werd nog de kerk in Leer, op de Oostoever van de Eems, gesticht, maar dat valt buiten dit kaartje. Al deze kerken gingen naar Liudger's nieuwe bisdom Münster.
Belangrijke proosdijen, dekenaten, ontstonden in Oldehove in Humsterland (maar misschien eerst in Niehove?), Warffum op de Noordkust van Hunsingo, Farmsum in het Oosten van Fivelingo aan de Eems. Ook een proost van Schildwolde in Duurswold treedt op in de kroniek.
Winsum is de hoofdplaats van Ubbega, de Oostelijke over van de Hunze. Het was op weg een stadje te worden, met markt en muntrecht en een Dominicaner klooster, als de stad Groningen die ontwikkeling later niet gefrustreerd had.
In Baflo lag een Koningsgoed, en samen met Middelstum lijkt het de grootschalige ontginning van het laagland onder de Noordelijke oeverwal al vroeg opgezet te hebben.
Bedum heeft zich al in de 10e eeuw tot een zelfstandige veen-nederzetting ontwikkeld, met de oudste overgebleven tufstenen toren van Klein Friesland. Voor de pelgrims van Sint Walfried stond hier in de 11e eeuw al een grote kerk.
Termunten was het naamgevende dorp van het zelfstandige land Menterne, ofwel het Oldambt. Op dit kaartje is goed te zien hoe de stroom van die mond diep uit het veen kwam, langs het veel latere Veendam en Muntendam, met grote Hoog-Middeleeuwse ontginningen bij Noordbroek en Zuidbroek, en Midwolda met ooit de grootste kerk van het heel Klein Friesland, dat verdronk in de Dollardoverstromingen aan het eind van de Middeleeuwen en aanspoelde op het
eiland van Winschoten. Die zandopduiking in het veen had ooit bij Westerwolde gehoord, maar kwam onder invloed van Reiderland, totdat dit laatste land verdronk en de restanten en inpolderingen bij het Oldambt kwamen.
Naast Groningen heb ik dan nog twee plaatsen getoond, Eenrum en Uithuizen. Deze plaatsen liggen op de nieuwe kwelders ten Westen en Oosten van de Hunzingoër Noordkust, en zij hebben 30 jaar oorlog over een eiland. Volgens een geoloog die ik sprak kan dat een nieuwe kwelderwal zijn geweest die ten Noorden van Warffum ontstond, en die dan zowel vanuit Eenrum in het Westen als vanuit Uithuizen in het Oosten bij eb bereikbaar is geweest. Deze geoloog had met ouderdomsbepalingen van schelpen een geul en een bank aangetoond in het gebied. Ik vind dit een aannemelijker hypothese dan dat het om het eiland Rottum zou zijn gegaan. Eenrum en Uithuizen, beiden op zeer vruchtbare nieuwe zavelgronden, ambitieus genoeg om nieuwe weidegronden op te eisen.
6 keer gewijzigd. Laatste wijziging: 11/01/2022 22:23 door Erik Springelkamp. (
bekijk wijzigingen)