Hier is nogmaals de eerste van een tiental, op de website www.noviomagus.info menukeuze ‘Peutinger kaart’ genoemde ‘misvattingen van de Peutingerkaart’:
1. Van geen enkele Nederlandse plaats is de determinatie zeker en onomstreden (zie bij Van Es), zelfs van Nijmegen niet. In Nijmegen is nergens een bevestiging (opschrift e.d.) gevonden dat de plaats in de Romeinse tijd Noviomagus geheten zou hebben. In een aantal Nederlandse plaatsen die z.g. op de Peutingerkaart zouden staan is overigens helemaal geen Romeinse gevonden, laat staan een castellum! Een castellum is slechts aangetoond in Valkenburg, Vechten, Zwammerdam (castellum? meer een vergrootte wachttoren) en Arnhem-Meinerswijk. In Nijmegen heeft een legioenskamp gelegen. Dan is er nog een enkele wachtpost gevonden te Malden, een laat Romeinse versterking bij Aardenburg, een Romeinse tempel te Elst en een Romeinse badplaats te Heerlen.
In deze deeldiscussie wil ik graag het tweede deel van dit punt aansnijden, het archeologische argument, en verderop enkele andere van de tien ‘misvattingen’ daar bij betrekken:
In een aantal Nederlandse plaatsen die z.g. op de Peutingerkaart zouden staan is overigens helemaal geen Romeinse gevonden, laat staan een castellum! Een castellum is slechts aangetoond in Valkenburg, Vechten, Zwammerdam (castellum? meer een vergrootte wachttoren) en Arnhem-Meinerswijk. In Nijmegen heeft een legioenskamp gelegen. Dan is er nog een enkele wachtpost gevonden te Malden, een laat Romeinse versterking bij Aardenburg, een Romeinse tempel te Elst en een Romeinse badplaats te Heerlen.
Dit is natuurlijk een onaanvaardbaar argument vanuit twee gezichtspunten:
Ten eerste wordt de archeologische situatie in Nederland op een onbegrijpelijke manier gebagatelliseerd.
Langs de Rijn / Kromme Rijn / Oude Rijn waar in de traditionele opvatting de Noordelijke Pataviaroute op de Peutingerkaart gezocht moet worden zijn talloze vondsten uit de Romeinse tijd gedaan.
Katwijk, Valkenburg, Leiden, Alphen a/d Rijn, Zwammerdam, Bodegraven, Woerden, Utrecht-Leidsche Rijn, Utrecht, Vechten, Houten, Rijswijk, Maurik, Kesteren, Randwijk, Driel, Arnhem-Meinerswijk, Nijmegen, Loowaard, Herwen.
Bij veel van deze plaatsen is een groter of kleiner castellum met bijbehorende vicus aangetoond, of geven de vondsten sterke aanwijzingen daartoe. Tevens zijn op trajecten tussen deze plaatsen nog wachtposten gevonden. En niet te vergeten Romeinse wegen.
Misschien was dit in de tijd dat Delahaye zijn theorieën ontwikkelde nog wat minder bekend, maar inmiddels heeft de archeologie niet stilgezeten. Er zijn sindsdien veel meer vondsten gedaan.
Ten tweede moeten we de vraag stellen: wat is er dan gevonden op de locaties van Delahaye’s Noordelijke Pataviaroute?
Leulinghen, Elinghen, Le Mat, Noires-Terres (Ardres), Lumbres, Fléchin, Laventie, Carvin, Arleux, Noyon.
In deze reeks is Noyon voor wat betreft een Romeins castellum boven alle twijfel verheven, maar van al die andere locaties weet Delahaye in ‘Holle Boomstammen’ alleen over Noires-Terres (Ardres) te vermelden dat daar een ‘uitgestrekte Romeinse nederzetting’ zou zijn aangetroffen.
Eigen speurwerk heeft kunnen bevestigen dat aldaar inderdaad sprake is van een ‘vicus’.
Voor de rest doet Delahaye er het zwijgen toe als het gaat over de archeologische ondersteuning voor zijn plaatsidentificaties.
Uitgebreid zoeken heeft mij ook niets meer opgeleverd.
De bodem van Frans-Vlaanderen heeft werkelijk véél aan Romeins materiaal prijsgegeven, maar niet bij de genoemde plaatsen.
De streken Nord-Pas-de-Calais en Picardië kunnen wel bestempeld worden als een typisch ‘villa-landschap’, zoals dat ook het geval is in Nederlands Limburg. Op talloze plaatsen is het bestaan van Romeinse villa’s aangetoond. Maar ook hier geldt: niet bij de plaatsen die Delahaye opneemt in zijn Noordelijke Pataviaroute. Bovendien zijn villa’s nu niet echt wat we zoeken.
Voor mezelf kan ik slechts de conclusie trekken dat het ‘archeologische argument’ zich volledig tegen Delahaye keert en vóór de plaatsing van de Noordelijke Pataviaroute langs Rijn / Kromme Rijn / Oude Rijn.
Uit de serie van tien genoemde ‘misvattingen van de Peutingerkaart’ hebben ook nog enkele andere een relatie met archeologie en daarom ga ik daar ook kort op in.
2. Het vignet op de Peutingerkaart bij Lugdunum duidt een belangrijke plaats aan. Daarvan is bij opgravingen in Katwijk of Leiden niets gebleken. Preatorii Agrippine was een belangrijke badplaats. Daarvan is in Valkenburg niets gebleken. De Nederlandse archeologie komt allerminst overeen met de Peutingerkaart.
De vignetten op de Peutingerkaart bij Lugduno en vooral bij Preatorii Agrippine vormen ontegenzeglijk een raadsel. De Nederlandse archeologie heeft echter zowel bij Katwijk als bij Valkenburg belangrijke Romeinse vondsten gedaan. Bij Leulinghen en Elinghen is niets gevonden.
3. Utrecht, waar meer Romeins is teruggevonden dan in andere Nederlandse plaatsen, staat niet op de Peutingerkaart, evenmin als Elst, Domburg, Aardenburg en de Brittenburg. Als de Brittenburg het laatste Castellum van de Romeinse Limes was, is het niet te verklaren dat het niet op de Peutingerkaart staat.
Het gedeelte over de Brittenburg begrijp ik niet. Dat ‘castellum’ staat volgens velen wél op de kaart.
Volgens mij is in Nijmegen beduidend meer Romeins teruggevonden dan in Utrecht, maar Utrecht staat volgens de traditionele visie inderdaad niet op de Peutingerkaart. Elst, Domburg, Aardenburg en trouwens Maastricht ook niet.
Maar wat is dit voor een argument? Delahaye maakt het nog erger door o.a.(!!) ook Nijmegen, Heerlen, Tongeren, Jülich, Xanten, Neuss, Bonn, Remagen en zelfs Koblenz en Keulen van de kaart af te halen!!
4. Een aantal plaatsen, waar nauwelijks Romeinse relikten zijn gevonden, zoals Cuijk, zouden wel op de Peutingerkaart staan. Dit toont al aan dat de Peutingerkaart helemaal niet over Nederland gaat.
Bij Cuijk zijn o.a. de restanten gevonden van een Romeinse brug over de Maas. Dat past wonderwel bij Ceuclum waar op de Peutingerkaart een grote rivierovergang ligt.
Tussen Noyon en Chevilly (= Delahaye’s Ceuclum) hoeft afgezien van de overal aanwezige boerensloten geen enkele rivier overgestoken te worden.
Toont dit dus aan dat de Peutingerkaart helemaal niet over Frans-Vlaanderen gaat?
Samengevat hoe ik nu aankijk tegen ‘Delahaye en de Peutingerkaart’:
1. Vanuit de toponymie heb ik geen overtuigende argumenten gevonden voor welke interpretatie van de kaart dan ook. Van deze wetenschap heb ik geen kaas gegeten, al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Delahaye er wel een potje van maakt. Het ene moment is b.v. Agripina nog met zekerheid Keulen, later is het met dezelfde zekerheid toch Avesnes-sur-Helpe.
2. De archeologie geeft prima ondersteuning voor de traditionele interpretatie dat de Noordelijke Pataviaroute langs Rijn / Kromme Rijn / Oude Rijn heeft gelopen en totaal géén ondersteuning voor de interpretatie van Delahaye.
3. De op de Peutingerkaart gegeven afstanden tussen de diverse plaatsen zijn langs de Rijn redelijk kloppend te krijgen. Langs de route van Delahaye absoluut niet.
4. We weten dat de Peutingerkaart geografisch gezien niet klopt: soms zijn plaatsen verwisseld, afstanden kloppen niet altijd, de wegverbindingen zijn niet altijd juist. De kaart moet in veel opzichten meer als schematisch dan als geografisch worden opgevat. En toch geeft de kaart globaal een herkenbaar geografisch beeld. Iedereen die weet hoe een moderne kaart gelezen moet worden en de Peutingerkaart voor het eerst ziet, heeft heel snel door wat de kaart voor moet stellen.
Het bizarre beeld dat ontstaat volgens de interpretatie van Delahaye valt hier niet mee te rijmen.
Groet,
Dagobert
Science: An orderly arrangement of what at the moment seem to be facts.