Ik heb het artikel van Mostert gelezen, en de bronnen die hij gebruikt waren me wel min of meer bekend.
Ik vind zijn verklaringen erg 'literair', maar naar mijn mening ontstaat geletterdheid niet uit een neiging tot verhalen, maar uit een maatschappelijke noodzaak tot schriftelijke administratie. Als er dan eenmaal genoeg mensen zijn die het lezen en schrijven goed beheersen, dan pas loont het om verhalen op te schrijven.
De Friese samenleving bleef lang een hele lage organisatiegraad behouden. Er waren geen grote landgoederen, geen heersers over grote gebieden, de samenleving was verdeeld in allemaal onafhankelijke brokjes, die elk klein genoeg waren om zonder schriftelijke administratie te functioneren.
Zijn voorbeeld over Frankische afgevaardigden die met een brief van hun koning kwamen, laat zien waarom die brief niet noodzakelijk is in het diplomatiek verkeer: de boodschapper kan de boodschap net zo goed mondeling overbrengen, hij is er toch al. Dat geschrift is symbolisch, vanuit een wereld waar geschreven oorkonden belangrijk waren geworden.
Die ongeletterdheid duidt lijkt me ook op een zekere isolatie. Bij de adel in West Europa ontwikkelde zich hier en daar vanaf de Karolingers een zekere geletterdheid, en zoiets zal in het sociale verkeer aanstekelijk werken: als de één zich een getijdenboekje aanschaft, dan zal dat bij de buren een prikkel geven. Maar kennelijk waren er niet zoveel contacten tussen de Friese en niet-Friese adel dat dit soort cultuur zich zo verspreidde.
Wanneer Frisia tenslotte toch geletterd raakt dan is dat door de komst van de grote kloosters eind 12e eeuw, die scholen bieden, zelf overal met schriftelijke contracten aankomen, maar ook omdat Europa zelf meer te bieden heeft voor geletterden: universiteiten worden gesticht die open staan voor leken. En zo raakt alles in een stroomversnelling.