Ik heb je artikel over bron 11, Hiëronymus van Stridon, met grote interesse gelezen.
Naar mijn mening wist Hiëronymus behoorlijk goed hoe West Europa in zijn tijd in elkaar zat. In Trier zat hij midden tussen de Germanen, zowel Romeinse burgers maar ook bezoekers van over de grens. Hij zal dus, als notabele, contacten gehad hebben met belangrijke Franken, die hem verteld zullen hebben dat er ten Noorden van de Franken Saksen woonden. Want dat is wat hij opschrijft.
Naar mijn mening kan je dit fragment lezen als een bewijs dat eind vierde eeuw zich een grote fase-verandering in de West-Germaanse politieke constellatie had voltrokken.
De (betrekkelijk kleine) stammen die Caesar aantrof raakten opgelost in een dynamiek die vier eeuwen lang beheerst werd door de grens van het Romeinse Rijk. Daarlangs was de politiek geheel op die grens gericht. Dit leidt tot concentratie van de macht in grotere organisaties, die hoge adel nodig hebben om ze bijeen te houden. Daarbij zijn de Alemannen in het Zuiden en de Franken in het Noorden ontstaan.
Maar zij hadden natuurlijk ook ooster- en noorder-buren, en daar zal zich, buiten direct zicht van de geletterde wereld, toch ook zo'n schaalvergroting in de legerleiding hebben voorgedaan. Ik bedoel, je buren waren eeuwenlang gewoon Chasuarii, en nu begonnen ze zich fancy Franken te noemen, en in een verbond met een hele zooi andere Rijnoeverbewoners. Daar moest jij als naburige moerasbewoner ook wel een grotere identiteit tegenover stellen dan jouw lokale twaalfmarkenstam.
Dan interpreteer ik de opsomming van Alemannen, Franken en Saksen als een rij aangrenzende grootstammen, waarbij een grootstam bestaat uit een netwerk van bovenregionale hoge adel en alles wat onder hen valt. Het zou daarbij de oudste vermelding van Saksen als grootstam zijn.
Van de Chauken is vermeld dat zij rond 200 AD een bijzonder groot stamgebied hadden, zowel aan de kust als in de binnenlanden, zeg maar een groot deel van het huidige Nedersaksen. Waarbij er vast nog wel kleinere stammetjes bestonden als lokale identiteit tegenover een ruimer verband. Militair opereerden ze zowat bij de Lippe, en één van Varus' standaarden werd bij hen teruggevonden. Dat was vast niet allemaal werk van wierde- en warft-bewoners, maar gast-bewoners tussen de moerassen leven ook op een hoogte.
Het verbaast mij daarom niet heel erg als alle vroegere stammen van Nedersaksen zich in deze ontwikkelingen naar grote verbanden hadden samengeklonterd tot Saksen. Deze Saksen waren expansief aan de kusten, en vertoonden zich als piraten aan het Romeinse Rijk. Vanuit het binnenland was er met de Romeinen weinig contact, aangezien de Franken deze contacten monopoliseerden.
Identiteit is vaak evenzeer een kwestie van wat je niet bent als van wat je wel denkt te zijn.
Franken waren geen Romeinen, dat was punt één in hun identiteit.
Saksen waren vooral geen Franken. (En buiten ons zicht om geen, wie er ook aan hun andere grenzen leefden). Waarom heetten ze geen Chauken, toch de grootste stam in de regio? Dat weten we niet, maar wellicht was Chauken een oude belegen term, en waren Saksen een dynamische stroom die actie beloofde, en die een erenaam voor de hele groep werd?
PS: in de Engelse vertaling vindt ik France voor Francia een gruwelijke vertaling, net als Germany voor Germania.