Dit is een recente publicatie over IJzertijd- en Romeinsetijd-bewoning op de randen van het veen. Gepubliceerd door Marco Bakker in 2022.
Ik heb de Conclusie (deels) vertaald.
Recent onderzoek naar de veenwinning van de Pre-Romeinse IJzertijd en de Romeinse IJzertijd heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd. Vooral de recente opgravingen door de GIA, waarbij de nadruk lag op het documenteren van profielsecties, bleken informatief en maakten het mogelijk om verschillende eerdere claims en theorieƫn over deze ontginningen op vestigingsniveau te toetsen. Zo werd duidelijk dat de drooggelegde veengebieden zodanig waren drooggelegd dat het vaak mogelijk was vrijwel direct op het veenoppervlak te leven. Dit is interessant omdat het betekent dat de nieuw gecreƫerde, kunstmatige omstandigheden aanvankelijk veel gunstiger waren dan in eerder onderzoek werd aangenomen.
Eerder dacht men dat alle nederzettingen in het veengebied op terpen moeten zijn begonnen,
omdat men dacht dat veengrond, ook in gedraineerde vorm, te nat zou zijn geweest om veel menselijke activiteit mogelijk te maken. Desalniettemin werden de terreinen die bijna op grondniveau begonnen in de loop van hun bezetting uiteindelijk allemaal opgehoogd tot het niveau van een lage terp.
Ontwaterde veengebieden zijn kwetsbaar voor bodemdaling; het is daarom waarschijnlijk dat groeiende problemen met de grondwaterspiegel de kolonisten na een tijdje dwongen om (lage) terpen te verhogen. Nederzettingen in jongere ontginningen, althans die op veenveen, lijken meteen op terpen te zijn begonnen.
Het tijdelijke karakter van de vroege veenwinning is een van de belangrijkste nieuwe inzichten. In tegenstelling tot de terpen op de kwelders, die eeuwenlang onafgebroken bezet waren, werd de nederzetting van de vroege veenwinning vaak maar drie tot vier generaties bewoond voordat ze (tijdelijk) werden verlaten (Figuur 4). De meest waarschijnlijke oorzaak van het opgeven was dat de lokale omgeving door verzakking van het veen steeds natter werd. Toen dit gebeurde, lieten de kolonisten de ontginning varen om dieper het veengebied in te trekken en nieuw land in te winnen. Na het verlaten van het gebied was het gebied onderhevig aan sedimentatie van zeekleiafzettingen en in sommige gevallen begon zich nieuw veen te vormen. Hierdoor werd het eerder verzakte oppervlak van de teruggewonnen veengebieden effectief verhoogd, waardoor ze uiteindelijk weer interessant werden voor mensen die zich wilden vestigen. Het werd duidelijk dat veel van deze vroegere ontginningen uiteindelijk weer in gebruik werden genomen. In sommige gevallen, zoals in Tjerkwerd-Arkumand Leeuwarden-Bullepolder, gebeurde dit proces van verlaten en herbezetten meer dan eens. Bij de jongere ontginningen, zoals die rond Wartena, vond herbezetting pas in de Middeleeuwen plaats.
Figuur 4.
Niet in de conclusie, maar elders in de publicatie wordt vermeld dat die eerste huisplatforms vierkant danwel rechthoekig waren. En niet rond zoals grotere terpen meestal zijn. Opmerkelijk, logisch, of beide?