Leuke vraag.
Ik denk dat je die niet alleen juridisch moet benaderen maar ook sociaal-cultureel.
Onder de vroege Germanen lijkt geen centraal gezag in de vorm van een vorst of een koning bestaan te hebben, maar een egalitaire samenleving was het ook niet.
We zien in de tiende eeuw nog dat de eerste koning van Saksische huize ook anders tegen het koningschap aankijkt dan zijn Karolingische voorgangers.
Stel het is zo dat aan het begin van de vroege middeleeuwen de meeste mensen vrij zijn. Wat betekent dat dan,?
Dat je kunt gaan en staan waar je wilt? Dat lijkt me niet handig als je afhankelijk bent van landbouw.
Of betekent het dat je in juridische zin autonoom bent? Dat lijkt niet het geval, ook onder de oergermanen golden er al 'wetten'.
Of dat je verantwoordelijk was voor je eigen veiligheid? Ook niet bepaald aantrekkelijk en in de Germaanse cultuur deed men dat dan ook samen.
Dan is er ook nog de optie dat het betekent dat je niet onder een feodaal systeem valt. Dat er een soort democratie is op lokaal niveau.
Of bedoel je iets anders?
Ten aanzien van het feodalisme in haar hoogtijdagen is het de vraag wat horigheid inhield. Ik geloof dat Eric het al opmerkte - de term 'lijfeigene' lijkt niet contemporaine maar een later ontstaan begrip.
Het was in ieder geval geen slavernij, tenzij je 't.a.v. van loondienst ook nog over loonslaven wilt spreken.
Men was verzekerd van huis en haard en bescherming (zowel in juridische als militaire zin). Er zijn ook voorbeelden waarbij vrijen verzoeken om in horigheid opgenomen te worden.
De vraag lijkt mij ongeveer samen te vallen met de vraag hoe het feodale systeem tot stand gekomen is en waarom men daar sociaal-cultureel in mee gegaan is.
Voor wat ik er van meen te begrijpen is de juridische basis van het feodale systeem dat al het grondbezit onder de hoogste wereldlijke macht valt. Deze hoogste macht heeft dan de plicht voor orde en veiligheid te zorgen. En het recht op een deel van de opbrengst, o.a. om het behoud van orde en veiligheid te kunnen betalen.
Voor de uitvoering is hij afhankelijk van anderen. Daarvoor moet hij dan macht delegeren en tegelijkertijd die mannen aan zich binden.
Dat doe je door hun heer en meester te maken over een bepaald gebied. Ze mogen hun deel van de opbrengst houden, maar moeten wel bepaalde diensten en betalingen (in natura) leveren.
Het meeste werd in leen gegeven en een enkele keer kreeg men land als allodiaal goed - vrij van plichten en overerfbaar aan de kinderen - een cadeautje.
Degenen onder aan de ladder hadden wat ze nodig hadden voor hun levensonderhoud en verplichtingen naar hun heer die voor orde en veiligheid moest zorgen.
Horigheid is in die zin wederkerig. Dat iemand verplichtingen had betekent meteen ook dat ze rechten hadden. Ze hoorden thuis op een bepaald hof, waar ze ook niet vanaf gezet mochten worden.
Bij iedere verandering kun je de vraag stellen wat de nieuwe situatie aan voordelen heeft op de oude situatie?
Een centrale hoogste macht heeft bijvoorbeeld het voordeel dat er iemand is die in kan grijpen bij ruzie bij je directe buren.
Je kunt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van je gezin, dorp enz. dan ook bij een hogere instantie leggen.
Vrijheid wordt tegenwoordig als hoogste goed beschouwd wat makkelijk kan als je alle verantwoordelijkheid buiten je kunt leggen. Als vrijheid betekent dat je volledig op jezelf teruggeworpen bent geef je denk ik makkelijk een stukje vrijheid op voor meer veiligheid en zekerheid.
Zoiets?