Robert Schreef:
-------------------------------------------------------
> Met je eens Erik. Als je kijkt na de beschrijving
> van één van de laatste beschrijvingen van een
> 'vikingaanval' bij Alpertus van Metz zie je
> inderdaad dat de hele bevolking mee doet, en dat
> de leiding ligt bij de prefect. Die prefect heeft
> een soort graafschapoverstijgende functie tot
> bescherming en is niet afhankelijk van horigen
> maar juist van edelen om een troepenmacht op te
> trommelen.
Of dat verhaal van de Deense heer in Frisia, die een terugtrekkende Viking bende met buit en al in een gebouw dringt, en ze alles afneemt in ruil voor een aftocht. Deze heer had een groot leger van Friezen onder zich, en dat zal ook wel uit alle weerbare mannen uit de omgeving bestaan hebben. Die Deen wordt wel vermoed via Friese vrouwelijke lijn de voorvader van een Duitse Koningsdynastie te zijn, en ook van de familie die de kloosters naar Friesland haalde, en van het Koningsgoed in Baflo.
In de dichtbevolkte kwelderstreken kon de bevolking natuurlijk makkelijker voldoende krijgers ter been brengen om zo'n bende te overmeesteren. Wellicht reden dat er betrekkelijk weinig plunderverhalen uit die streken zijn. Ik geloof ook niets van die plundering uit de vita van Walfridus.
> Dus moeten we misschien toch vooral kijken naar
> hoe het kan dat bezit steeds meer bij een kleine
> groep 'edelen' terecht komt????
Ik heb nog eens verder zitten piekeren, en kwam nog met het volgende scenario:
Er waren in de hele vroege Middeleeuwen een aantal meteorologisch rampen, maar ook zonder dat waren er natuurlijk lokale onweders of overstromingen, misoogsten en vee-epidemieën. Vaak sloegen die het hevigst toe in beperkte regio's.
Zo konden boeren na jaren tegenslag hun vee verliezen en door hun buffervoorraad zaaigoed heenraken. Directe buren konden dan niet helpen, maar een lokale baas met lange-afstands-relaties, die kon nog wel aan voorraden van verderaf komen.
Zoals al eerder gezegd, door Tacitus beschreven, de vrije Germanen kenden wel een vorm van horigheid waarbij een domkop zijn vermogen kon verliezen en dan ondergeschikt werd aan een ander.
Een hongernood zou een vrije boer dus ook tot horigheid kunnen dwingen. En naarmate de heren meer lange afstands betrekkingen kregen, zou dit proces zich kunnen versnellen.
Of een domkop maakte ruzie met een buurman en sloeg hem dood, maar kon het weergeld niet opbrengen. Ook dan zou een rijke heer te hulp kunnen komen.
Van die dingen.