Even terug naar de oorspronkelijke vraag. Over hoe het zat met de plattelandsbevolking in de lage landen van de tweede helft van het eerste millenium.
Dat kan niet los gezien worden van De Grote Leegte De Lage Landen tussen 275 en 325 die wellicht al begon met
De Crisis Van De Derde Eeuw, maar er waarschijnlijk in elk geval door beinvloed is. Niet alleen Friesland raakte leeg, praktisch alle Lage Landen. Nagenoeg leeg is een betere omschrijving. Het Nederlandse deel van De Lage Landen bevatte volgens J. Bazelmans, (in: Limes Atlas, p. 39) ca 150.000 tot 200.000 mensen, waarvan de helft langs de Limes.
Hoe dan ook, na 325 raakt het eea weer bevolkt, het Noorden van De Lage Landen vanuit Angelen en Saksen (Ja, Dagobert, ik ga er maar even vanuit dat er toen al Saksen zaten onder het gebied Angelen).
Dit herbevolken is in het zuiden van De Lage Landen gebeurd vanuit het zuiden en de graven van de pioniers zijn herkenbaar aan de rijke grafgiften. De pioniers in het zuiden van de Lage Landen waren geen arme sloebers.
Bij de Franken erfden alle zonen, maar wellicht waren er gebieden waar al het bezit naar de oudste zoon ging? En gingen de andere zonen elders pionieren. Ik denk dat hier nog niet veel over bekend is.
Stel dat er na de herbevolking en tegen het einde van de Romeinse bezetting weer ongeveer zoveel mensen waren als voor De Grote Leegte. Is er dan te berekenen hoeveel mensen er waren rond 800? Zonder rekening te houden met externe factoren?
Even ChatGPT raadplegen
Quote
ChatGPT:
De tijd die nodig is voordat een bevolking verdubbelt, hangt af van verschillende factoren, zoals de huidige omvang van de bevolking, de groeisnelheid en het behoud van die groeisnelheid in de toekomst. Er is een wiskundige formule genaamd de verdubbelingstijdformule die kan worden gebruikt om een schatting te maken van de tijd die nodig is voor een bevolking om te verdubbelen. De verdubbelingstijd (T) kan worden berekend met de volgende formule:
T = (ln 2) / r
Hierbij staat "ln" voor de natuurlijke logaritme en "r" voor de jaarlijkse groeisnelheid als een decimaal getal (bijvoorbeeld, een groeisnelheid van 2% wordt genoteerd als 0,02).
Het is belangrijk op te merken dat deze formule een vereenvoudigde benadering is en geen rekening houdt met factoren zoals sterfte, migratie of andere demografische dynamieken die de bevolkingsgroei kunnen beïnvloeden. Bovendien kan de groeisnelheid van een bevolking in de loop van de tijd veranderen.
Om een concreet voorbeeld te geven, laten we zeggen dat een bevolking een jaarlijkse groeisnelheid heeft van 1,5%. Om de verdubbelingstijd te berekenen, kunnen we de formule gebruiken:
T = (ln 2) / 0,015 ≈ 46,2 jaar
Dus in dit voorbeeld zou het ongeveer 46,2 jaar duren voordat de bevolking zou verdubbelen met een groeisnelheid van 1,5% per jaar.
Schattingen suggereren dat de groeisnelheid in de vroege middeleeuwen waarschijnlijk rond de 0,1% tot 0,2% per jaar lag. Dit zou betekenen dat het enkele eeuwen zou hebben geduurd voordat de bevolking zou zijn verdubbeld.
En over het hofstelsel volgens Slicher van Bath:
Quote
Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa 500-1850 p54 ev
Het hofstelsel was een middel om de eigenaar inkomsten to verschaffen in een maatschappij, waar het geldverkeer beperkt was. Er waren twee mogelijkheden om dat doel te bereiken:
- door de produktie van het domein. De horigen die in hun eigen levensonderhoud konden voorzien door de voort- brengselen van hun hoeven, waren verplicht voor het domein allerlei diensten te verrichten. Het belangrijkste was de be werking van het saalland.
- door leveringen in natura door de hoeven, soms aangevuld met kleine betalingen in geld.
In de Merovingische en Karolingische tijd overheersten de diensten en dus de exploitatie van het domein. Alleen bij de hoven met de verspreide hoeven (type 4) was het bewerken van het domein door de horigen vrijwel onmogelijk door de grote afstanden van de hoeve tot de hof, soms 20 à 40 km. De voor de eigen exploitatie van het domein kenmerkende ploegdiensten ontbreken in de 8e en ge eeuw in de noordelijke delen van het Frankische rijk. In Nederland vindt men van deze diensten weinig sporen; zij worden alleen vermeld in Arnhem en in Voorst in 893, tweemaal twee weken in mei en in de herfst.
De voorkeur van de zijde van de eigenaar voor de diensten vloeide niet voort uit een gebrek aan arbeidskrachten. Deze vorm van exploitatie kwam juist voor in de toenmaals dichtstbevolkte gebieden. [Lolke: andersom is wellicht te concluderen dat waar er geen hofstelsel was, de gebieden niet dicht genoeg bevolkt waren]
De oorzaak lag veeleer in de onmogelijkheid om de arbeidskrachten met geld te betalen. men kan hier een verschil met de laat-Romeinse tijd constateren, toen de horigen aan de grond gebonden werden in verband met de bevolkingsvermindering en het daaruit voortvloeiende gebrek aan arbeidskrachten.