Beste Erik,
In de tijd verandert natuurlijk het verhaal ook stukje bij beetje.
Het begint met een systeem waarin alle vrijen onder de keizer vallen, al dan niet gemitigeerd door het volkenrecht en eventuele toebehoren aan een familia (horigheid). Daarin neemt keizer mensen in bescherming en maakt hij een eigen rechtseenheid met een eigen richter (gouwgraaf/burggraaf/markgraaf/"vorstand") die hij kon aanspreken op het gedrag en de rechtspraak van de groep. Bij kloosters zie je dat ook, die zijn ofwel rijksonmiddelijk (met een abt/abdis recht onder de keizer) ofwel via een voogd die verantwoording schuldig is aan de keizer. Er is dan er geen aanleiding voor geschreven stadsrechten in deze constructies, want iedereen valt onder de keizer alleen verschilt de mate van directheid. De keizer kan ook vanuit zijn ambt voorrechten geven of rijksonmiddelijke spelers onderbrengen onder een voogd (zoals rijksonmiddelijk Nijmegen verpanden en verkopen).
Door het wegbewegen van de keizer en het oppakken van deze 'soevereine' taken door bisschoppen en graven 'namens de keizer' verschuift de wereld in de richting van allemaal zelfstandige juridische eenheden binnen een overkoepelende eenheid genaamd keizerrijk. Dan krijg je meer het lidstaten-EU-model. Er is daarbij één hogere autoriteit, waarbij je ook in beroep kunt gaan. Die geeft wel wat regels, maar in de praktijk is de lokale autoriteit bevoegd voor alles wat je aangaat.
De keizer is zodoende uiteengevallen in 'automatische plaatsvervangers van de keizer'. Het verschuift langzaam van 'graaf kiezen, maar zoon is wel handig om te kiezen' naar 'automatisch kiezen voor de zoon' naar 'de zoon wordt graaf, maar heeft nog een bevestigingsbriefje/-momentje nodig van de keizer' naar 'de zoon wordt graaf'. Bij bisschoppen gaat dat nog sneller vanwege de investituursstrijd. Daar gaat het van keizer kiest (al dan niet op voordracht kapittel) ineens naar 'kapittel kiest en paus stelt aan'.
In die omgeving van allemaal losse soevereintjes is het veel belangrijker om je rechten op papier te hebben staan. Daarnaast zijn die rechten allemaal afgeleid van het meeromvattende recht van de rechtgever (bisschop/graaf) die als landsheer altijd nog een rol heeft en een deel van de inkomsten toucheert. Het wordt een strategisch model tegen vijanden (grachten en muren), een verdienmodel (rechten geven tegen hoge betalingen) en zelfs een model als je van financieel wanbeleid van je grafelijk vertegenwoordiger af wil (Westfriesland rond 1400). Je krijgt daarom een situatie waarin steeds preciezer allemaal (sub)rechten worden gegeven en een stad gradueel meer zeggenschap krijgt.
Grappig genoeg heeft deze beweging vooral effect op de adel. Voorheen waren vrijen (met veel land) en adel hun macht wel zeker onder de keizer en werden soms als graaf in een gebied aangesteld. Door de versplintering van de macht verdwijnt deze zekerheid. Als je niet zelf de soeverein namens de keizer werd, had je het grote risico ondergeschikt te raken aan de lokale afvaardiging van de keizer in de vorm van de graaf of bisschop omdat je land in zijn gebied lag. Je ziet op deze manier de oude allodiale geslachten verdwijnen (Rode, Helmond, Cuyck, Malsen, 't Goy, Dalen, Ruinen) terwijl anderen vooral bezig zijn met bouwen van families (Holland-Bentheim-Kleef; Gelre-Zutphen; Brabant) om daarin de vertegenwoordiger van de keizer te blijven. Het is als vrije ook gunstig om je te verbinden aan een van de heersende families, want op die manier krijg je lokaal goederen in leen en bouw je je eigen machtsbasis verder uit. Bij de bisschop speelt dat nog sterker, want als je wordt aangesteld als ministeriaal krijg je soms zelfs burchten onder je hoede. De bisschop heeft geen (wettige) kinderen en kan niet maken te veel aan familie te schenken. Eens in de zoveel tijd wisselt de bisschop waarbij je kansen krijgt om je macht verder uit te bouwen.
De slaven, horigen (keurmedig) en vrijen op koningshoven (lati?) nemen parallel juist af, ten gunste van vrijen. De oude hoven en structuren vallen uiteen, mede door de verdeling onder verschillende leenmannen en de opkomende geldeconomie. Daarnaast viel je als adel vroeger terug op de mensen die in persoonlijk verband tot je stonden (familia) zoals de horigen. Deze noodzaak valt weg doordat je een stukje van de keizerlijke soevereiniteit kunt bemachtigen. Hierdoor kun je terugvallen op de volledige gemeenschap die je namens de keizer onder je had (je graafschap, grietenij etc). Je hoeft dus geen familia meer te onderhouden met alle voor- en nadelen. Zelfs kloosters namen afstand van horigen, maar voerden een soort parallel in in de vorm van lekenbroeders.
Horigheid (keurmedigheid) werd in het westen vooral een persoonlijk economisch nadeel, zonder de oude voordelen. Het had overigens ook voordelen, want horige erven vielen niet uiteen. Als je als horige de leiding had over het bedrijf had je een groot agrarische bedrijf onder je. Het is niet verbazend dat zij later in Drenthe de rijksten van het dorp waren. Ook hadden de horigen en vrijen op koningshoven recht op gebruik van de woeste gronden van de hof. Bij de ontginning van deze gronden kregen zij dus stukken toegewezen als bezit (staat mooi in het recente boek over het Krommerijngebied). Daarnaast was er de mogelijkheid van een nieuwe start, wanneer een horige wegtrok. Er werden namelijk overal in Nederland veengebieden ontgonnen tegen een ontginningstijns. Daarnaast was er de mogelijkheid om naar elders te trekken en een nieuwe start te maken. Zo trokken in de 11e-12e eeuw Nederlanders naar Schotland, de Weser bij Bremen, Holstein, het gebied ten oosten van de Elbe op vele plekken en later naar Prussia en Livonia. En dan noem ik alleen de gebieden waarvan ik toevallig weet dat er Hollanders/Friezen/Vlamingen/Nederrijners heentrokken in die tijd, dus ik zal nog vele gebieden missen (ik herinner vaag dat er naar Engeland trokken, naar Siebenburgen, naar Denemarken en Zweden). Er was dus een ware uittocht van kolonisten naar het buitenland, naar de Nederlandse wildernissen en geen meetbare achteruitgang van bewoning op de oude gronden.
Er is dus een sterke beweging van slaven, horigen, koningsvrijen en vrijen richting 'gewoon vrije boer'. De 'arme onvrije boer van de middeleeuwen' heb ik in Nederland geen onderbouwing voor gevonden. Sterker nog, de rijke vrijen en adel gaan zich onderscheiden door de titel ridder. Er is dus een behoefte om een eigen eenheid te vormen ten opzichte van al die normale vrijen (die best rijk konden zijn).
1 keer gewijzigd. Laatste wijziging: 17/01/2024 23:43 door MWB. (
bekijk wijzigingen)