06 april 2012 10:17
|
Registratiedatum: 14 jaren geleden
Berichten: 4.818 |
In Semafoor 5.1 – 2004; 10.4 2009 en 12.2 2011 verschenen artikelen van Joep Rozemeijer over Atuatuca en het winterkamp van Caesar.
Het artikel in Semafoor 5.1 2004 heb ik helaas niet gelezen.. Mijn verzameling begint pas in 2006. De stelling van Joep is dat Atuatuca bij Luik heeft gelegen en de vluchtplek van de Atuaken bij Esneux, 10 km van Luik waar een plek met steile rotswanden voldoet aan de beschrijving van Ceasar. Dit wordt beschreven in 5.1 2004. Gelukkig vat Joep in 12.2 2011 zijn visie van 5.1 2004 kort samen:
Quote
“Een bewijs voor de juistheid van een lokalisatie dient te stoelen op de drie aanwijzingen die Caesar geeft in zijn De Bello Gallico. Ten eerste moet er een vluchtplek zijn voor het volk van de Atuaken. Ik vertelde u over een plek in een lus van de Ourthe bij Esneux, die alle kenmerken toont die Caesar opsomt: groot genoeg voor 57.000 man, omgeven door steile rotswanden, een geleidelijk oplopende toegang, een dubbele muur van 60 meter lang met een gracht ervoor. Ten tweede moet de plaats van het winterkamp bij Atuatuca worden aangetoond. Atuatuca lag volgens Caesar op twee dagen van de Rijn, 50 leugae verwijderd van het kamp bij de Nerviërs en 55 leugae van het kamp bij de Remers en de Treveren. En ten derde moet de plek aangewezen worden waar het legioen can Cotta en Sabinus in een hinderlaag liep en werd afgeslacht. “
In 10.4 2009 beschrijft Joep waar het winterkamp van Ceasar bij de Eburonen zich kan hebben bevonden. Joep betoogt dat die mogelijk op een heuveltop nabij Angleur gelegen kan hebben. Dit kamp heeft twee winters dienst gedaan. Joep laat het niet bij theoretiseren maar gaat echt op onderzoek met een grondradar. Dat feit alleen al vind ik fantastisch! Natuurlijk is het de vraag of een betrekkelijke leek eventuele sporen op juiste waarde weet te taxeren. Op pagina 32 worden in een 4 tal foto’s de resultaten van het onderzoek getoond, zonder verder hierop in te gaan. Dat gebeurd pas in Semafoor 12.2 2011. Het blijkt dat op een diepte van anderhalve meter duidelijke (volgens Joep) verstoringen van de grondstructuur te zien zijn. Joep ziet een brede band van verstoring met een rechte grens met zwakke sporen van een rechte verticale lijn en vierkante vakjes.
In 12.2 2011 beschrijft Joep verder zijn onderzoek naar de hinderlaag plek. De plek die Joep in gedachten heeft is een dwars-dal dat vanaf de heuvelrug bij het Bois St. Jacques afdaalde naar de Maas. Waar 6000 goed bewapende Romeinen sneuvelen, en met hun flink wat Eburonen, moet de grond bezaaid zijn met relicten als pijlpunten, mantelspelden, stijgbeugels en dergelijke. Ideaal om met metaaldectoren aan de gang te gaan. Dat is in België zonder vergunning verboden…En het kost Joep jaren(!) om aan de eisen en voorwaarden te voldoen. En na het verkrijgen van de vergunning wordt uiteindelijk geen toestemming verleend door de eigenaar van de grond, te weten de Luikse Universiteit. “want de bodemschatten zaten veilig in de grond en moesten maar wachten op echte archeologen.”
Vervolgens werkt Joep in dit nummer uit wat hij in 2009 al had beschreven. Een duidelijker plaatje wordt gegeven van een dwarsdoorsnede van het onderzochte mogelijke winterkamp van Caesar.. Inderdaad is min of meer een wal te onderscheiden, maar er wordt geen schaal aangegeven.. dat is wel jammer… wellicht is het toch iets van natuurlijke aard, waar in de latere millenia grond over is gekomen. Alleen een afgraving zou duidelijkheid kunnen verschaffen…
Daarom nam Joep contact op met de professor Marcel Otte, hoogleraar in de vroege geschiedenis van de universiteit van Luik. Hoewel daar de wil wel is, ontbreken de middelen. Wel krijgt Joep van Marcel een artikel uit 1953 van M. Nelissen met titel ‘Un Refuge antique à Angleur; l’Eperon barré du Bois de l’Ermitage’. Nelissen onderzoekt het gebied als het gesneeuwd heeft en merkt dan de vorm van een gracht, die de heuveltop afsloot. Nader onderzoek toont naast de sporen van een gracht, een zeer compacte laag zandsteen en drie rijen met symmetrisch geplaatste gaten. De meest plausibele verklaring leek Nelissen dat hier een verschansing had gestaan, de overblijfselen van een fort, een versterking. Op de steile helling richting Angleur vindt hij een soort vooruitgeschoven posten, die hij ‘pseudo-redoutes’ noemt. Diverse gaten werden er gevonden, mogelijk cisternen voor wateropslag. Van de gevonden voorwerpen noemt hij: een zijzeren spijker volgens Belgo-Romeinse smeedtechniek, resten van Romeinse dakpannen, aardewerkscherven van terra nigra, een grote bronzen Romeinse munt, resten van een vuurhaard van 22 vierkante meter met verbrande aarde tot 20 cm diep. De wal en de gracht van het fort tonen overeenkomst met een bij Noiseux, op de heuvel Larmont, gevonden kamp dat stamt uit de tijd van de Romeinse bezetting. Er waren geen teken die wezen op gewelddadig beleg en evenmin voro een langdurige bezetting van het kamp. Dat sluit aan bij de hypothese dat hier het kamp van Cotta en Sabinus lag dat slechts twee weken duurde waarna het leger in een hinderlaag gelokt werd en afgeslacht. En in het daaropvolgende jaar, dienst heeft gedaan als centrale post gedurende ook slechts een paar weken, voor Caesar zijn wraakactie tegen de Eburonen zou uitvoeren.
Tot zover de berichten van Joep Rozemeijer. Een schitterend verhaal, theorie en langjarig onderzoek. Het zou allemaal waar kunnen zijn. Er zijn echter ook andere theorieën. Eén daarvan wordt door Gerard Feij aangehaald in SEMafoor 9.1 2008. Daarin beschrijft Gerard de theorie van Axel Hausman die van mening is dat Atuatuca bij de warme bronnen van Aken gevonden moet worden. Volgens Axel/Gerard betekent Atuatuca “aan de warme bronnen”. Volgens Joep/A.Carnoy betekent het echter in het Keltisch: “doorwaadbare plaats”. Wil de echte kenner nu opstaan?
In elk geval denkt Axel Hausman dat het stadje Limbourg aan de Vesdre de enige plek in het land van de Atuatuker is die als vluchtburg in aanmerking kan komen en geheel voldoet aan de beschrijving van Caesar. Volgens Gerard zijn echter beide plekken niet optimaal voor het inrichten van een winterkamp voor een of meerdere Romeinse legioenen… overigens zonder uit te leggen waarom niet. Joep gaat daar op in door te stellen dat de vluchtburg niet verward moet worden met het legerkamp. Dat waren twee afzonderlijke plaatsen.
Joep reageert weer op Gerard met het volgende: De situering van Atuatuka door Axel past niet bij de aanwijzingen van Caesar en de Peutinger-kaart. Zo stelt Joep vast dat op de Peutinger-kaart geen bad-vignet bij Atuatuka staat. En ook de afstandsopgaven van Caesar evenals die van de Peutinger-kaart kloppen volgens Joep niet bij Aken. Daarnaast is Joep ook daadwerkelijk bij Limbourg aan de Vesdre geweest en die plek komt zijns inziens niet in aanmerking voor de vluchtburg omdat het hoog op een rots ligt. Waar onmogelijk 53.000 mensen kunnen overleven zonder voldoende water. Op het schiereiland Ham bij Esneux zijn volgens Joep wel alle aanwijzingen van Caesar terug te vinden: een glooiende toegang met bovenaan een dubbele muur van 66 meter breed en een gracht. De Ourthe zorgt voor voldoende water voor het laaggelegen deel van het schiereiland. En de steile rotswanden rondom sleuten de plek hermetisch af. Ga kijken en overtuigt u zelf!
Wat een goed plan! Liefhebbers?